34
van schilderijen,
verschil in de beide jaren over het tijdvak, dat de Ten
toonstelling geopend was, gevende voor September 1704 en
voor de 20 dagen van October 355, te zamen 2059 personen.
Zijne Koninklijke Hoogheid de Groot-Hertog van Saksen,
vergezeld van Hdz. dochter de Hertogin van Mecklenburg
Schwerin, bezocht de tentoonstelling!
Ingevolge bekomen machtiging van den Gemeenteraad, in
dato 21 Juli 1896 werd uit onze verzameling eene serie prenten
en portretten voor die tentoonstelling tijdelijk afgestaan.
Door eenige kunstliefhebbers en leerlingen der Teeken-
academie werden copieën of schetsen naar enkele schilde
rijen vervaardigd.
Enkele photographieën werden genomen
ten behoeve van tijdschriften, enz.
Prentenstandaard.
De verzameling prenten en pamfletten (zie voor de laatste
het Dagblad van Zuid-Holland en ’sGravenhage van 27 28 Dec.
1896no. 306 2e Blad) betreffende den moord op de gebroeders
de Witt in 1672 in den prentenstandaard tentoongesteld,
werd vervangen door eene serie prenten en teekeningen,
gevende gezichten van de omstreken der stad.
Vooraf werd een gedeelte der collectie de Witt afgewis
seld door eene serie teekeningen en enkele gravures, meeren-
deels van de hand van den Wapenheraut van der Lely,
vormende hoofdzakelijk eene familiegalerij. portretten van
de onderling verwante Delftsche schilders- en kunstenaars
geslachten Delfl' en van Mierevelt. Deze collectie werd wel
willend afgestaan door den eigenaar, den Heer C. F. Gijsberti
Hodenpijl te Vrijenban.
Deze wijze van exposeeren trekt steeds zeer de aandacht.
In het nummer van 4 November 1896 van de Nieuwe West-
landsche Courant werd een uitvoerig historisch overzicht gege
ven, van het gedeelte der verzameling, betreffende het Westland.
Het crediet door de gemeente beschikbaar gesteld bedroeg
weder f 1250.doch bleek niet voldoende om de uitgaven
voor aankoopen te bestrijden.
Een voorstel van Uw College op het verzoek onzer Com
missie voor eene buitengewone suppletie voor eens van f500.
(Bijlagen der Handel: v. d. Gem. Raad no. 68) werd in de
zitting van den Gemeenteraad van 27 Februari 1896 aan
genomen maar onder bepaling, dat de gewone bijdrage voor