425 De Academie van Beeldende Kunsten. 2°. Wij verwijzen naar het verslaguitgebracht door den Raad van Bestuur, hierachter opgenomen als bijlage 23. Veertig hunner behoorden elders te huis en waren lijdelijk alhier gevestigd of kwamen tot bijwoning der lessen geregeld herwaarts, namelijk uit Delft 11Rot terdam, Haarlem en Leeuwarden ieder3, Leiden, den Helder en Groningen ieder 2, Amsterdam, Rijswijk, Voorburg, Loosduinen, Stompwijk, Gouda, Middelburg, Gorinchem, Sneek, ZutphenWerkendam, Middel- harnis, Deventer en Steenwijk ieder 1. Evenals in vorige jaren werd aan sommige leerlingen daartoe door den Directeur aangewezen, kosteloos toe gang verleend tot de repetitiën van het «Concert Dili gentia» en tot die van de «Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst». Op 30 April liepen de concessiën van de Fransche Opéia, Directie: J. Mertens, en van den Hollandschen Schouwburg, Directie: de Koninklijke Vereeniging «Het Nederlandsch Tooneelten einde, en ving op '1 Mei aan de bij Raadsbesluit van 15 September 1896 aan deze Vereeniging opgedragen bespeling zoowel van den Franschen als van den Hollandschen Schouw burg, voor het vierjarig tijdvak van 1 Mei 1S97 af tot 30 April 1901. Met ingang van 1 Mei werden in Uwe Vergadering van 20 April de verschillende Gemeentebetrekkingen bij den Schouwburg opgeheven. Wachtgeld werd toegekend voor den tijd van vijf jaren aan den administrateur-bibliothecaris L. H. de Grijs en aan de vaste werklieden P. M. Nijssen, L. Slootweg en H. A. Adam; voor den tijd van twee jaren aan de vaste werklieden J. C. Dekker en J. H. van den Akker; en voor het tijdvak van 1 Mei 1897 tot 19 Juni 1898 aan den vasten werkman W. C. van den Bos. 3°. De Schouwburg.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1897 | | pagina 129