17
L
de sterftecijfers over de jaren
uitgegevenom verschillende
het nieuw gewijzigde reglement en vervolgens de uitkomsten
van de werkzaamheden van de commissie voor de statistiek
gedurende het tweede tiental jaren, onder den titel: «Sterfte
cijfers van de stad 's-Gravenliage over de jaren 18851894 met
eene sterftekaart en eene grafische voorstelling» ten vervolge
op het in 1889 uitgekomen gelijknamige werk over de jaren
18661884 (met eene sterftekaart).
De cijfers zijn bewerkt door de heeren dr. A. H. I’areau,
J. Binnendijk, dirigeerend officier van gezondheid 1ste klasse
en dr. 0. A. Verrijn Stuart, secretaris der centrale commissie
voor de statistiek.
Dr. A. 11. I’areau had, nu
18851894 waren bewerkt en
redenen o. a om drukke ambtsbezigheden, te kennen gegeven,
dat hij voor zijn lidmaatschap van de vereeniging bedankte en
dus ook ophield lid van de commissie voor de statistiek te zijn.
Als blijk van waardeering van het groote aandeel, dat dr. I’areau
aan de belangrijke werkzaamheden der sterftestatistiek had op
zich genomen, werd hij op de vergadering van werkende van
1 Juni 1897 tot eerelid der vereeniging benoemd. Aan Zijn
zeergeleerde werd bij het uitreiken van het betrekkelijk diploma
namens de vereeniging een net gebonden exemplaar van de
sterftecijfers over de jaren 1866—1884 en 1885—1884 aange
boden.
De heer I’areau betuigde de vereeniging schriftelijk zijnen
dank en deelde daarbij mede, dat hij zich gaarne beschikbaar
bleef stellen om de vereeniging van raad te dienen.
Op de vergadering van werkende leden dd. 21 September 1897
werd, ook naar aanleiding van een toen juist in druk verschenen
schrijven met voorstel van Burgemeester en Wethouders van
’s-Gravenhage aan den Gemeenteraad dd. 13 September 1897,
besproken de ondragelijke stank van het water in de stads
grachten en de middelen om den onhoudbaren toestand tegen
te gaan of te voorkomen. De bespreking gaf aanleiding tot het
besluitdat de vergadering voor de twee hoofdoorzaken van het
ontstaan en het voortduren van den vreeselijken stank van de
stadsgrachten aanwees: in de eerste plaats de algemeene ver
vuiling van Delflands boezem, voornamelijk in de vaart tusschen
de sluizen te Schiedam en te Scheveningen door de omstandig
heid dat tengevolge van het bestaande systeem om menschelijk
en dierlijk vuil en de afvalproducten der meer en meer in aantal
en grootte toenemende fabrieken in de publieke wateren te laten
afvloeien, en in de tweede plaats, door het gemeen-liggen van
de boezemwateren van Delfland en Schieland, waardoor het
Hoogheemraadschap Delfland niet in staat is den waterstand
van den uiterst kleinen boezem door in- en uitlaten behoorlijk
te beheerschen, vooral gedurende de zomerperiodes, wanneer