17 Bijlage ,t(!M de Tweede Kamer der Stalen-Generaal. Geven met verschuldigden eerbied te kennen de ondergetee- kenden, ingezetenen van ’s Gravenhage Dat de toestand van het grachtwater, hetwelk in den afge- loopen zomer zoo mogelijk nog ondragelijker stank verspreidde dan in vorige jaren, hen dwingt zich tot Uwe Hooge Verga dering te wenden om hulp. Dat toch verschillende adressen, door de burgerij aan het Gemeentebestuur gericht met verzoek in dezen onhoudbaren toestand verbetering te brengen, niet in het minste gebaat hebben, evenmin interpellaties door leden van den Gemeente raad. Dat de Stedelijke Regeering, blijkens het voorstel van Burge meester en Wethouders vervat in hun schrijven dd. 13 September jl.(zie Bijlage B Handelingen n°. 537) zich wederom genoopt acht in deze eene afwachtende houding aan te nemen, thans, in verband met een opdracht van Gedeputeerde Staten dezer Provincie aan eene Commissie tot onderzoek naar de oorzaken van de vervuiling van het water in de kanalen tusschen de rivier de Maas en Scheveningen. Dat echter reeds vooraf als een der resultaten van dit onder zoek kan worden verwacht, dat het wegnemen der oorzaken van den stank der Haagsche grachten slechts voor een deel op den weg ligt van het Stedelijk Bestuur. Dat toch de hoofdoorzaak zeer zeker moet worden gezocht in de vervuiling van de hoofdwateren van Delflandtengevolge van het bestaande systeem om menschelijk en dierlijk vuil en de afvalproducten der meer en meer in aantal en grootte toe nemende fabrieken daarin te doen afvloeien. Zelfs door een rioolstelsel, waarbij alle afvoer van faecaliën en menagewater naar de Haagsche grachten werd vermeden, zou nog de ver schrikkelijke stank slechts gedeeltelijk worden opgeheven, immers

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1897 | | pagina 231