18
HOOFDSTUK VIII.
Gasverlies.
24.250 Ma.
18.324.943 M3.
Over te brengen 15.126.084 M'. 18.324.943 M'.
Op den laten Januari 1897 bevonden zich
in de gashouders
Door de fabrieksgasmeters werd aangegeven
als gemaakt in dit jaar18.300.693
van 296 gasgloeilichtbranders, totaal 307 pitten en 227,70
voor veranderingen van lantaarns en het opstellen van de branders.
In liet cijfer voor het onderhoud van het materieel der publieke
verlichting zijn de kosten voor het vervangen van gloeilichamen,
glazen, enz. opgenomen. Over het geheelejaargerekend hebben
deze kosten 3.169,65 bedragen, waarbij voor arbeidsloon voor
het uitgloeien en vervangen van kousjes, enz. 1.708,60 moet
worden gevoegd. De gasbesparing, na aftrek van verbruikt gas
voor dagvlammen, is 255.832 M geweest, of tegen 6 cent den
M-'. 15.349,92.
De invoering van het gasgloeilicht heeft dus over het jaar
1897 voor de publieke verlichting eene besparing gegeven van
10.471,67 renteverlies en waardevermindering der branders
buiten rekening latende.
Daartegenover staat dat aan de Gasfabriek voor deze 255 832 M3.
gas door de Gemeente 6 cent per M3. zoude betaald zijn en,
daar aan de Gasfabriek één M:f. aan grondstoffen, arbeidsloon,
enz. 2,453 cent kost (zie Hoofdstuk XVII) het saldo der exploitatie
dus 255.832 x (62,453) cent 9074,36 lager is, dan
ingeval voor straatverlichting geen gasgloeilicht ware toegepast.
De publieke verlichting heeft dit jaar 2.209.468 M3 gas gebruikt
tegen 2.205.930 M3. in 1896, eene toename dus van 0,16
Hierbij dient in het oog te worden gehouden, dat het aantal
openbare lichten in 1897 met 145 is vermeerderd en dat het
aantal branduren van een nachtlicht 27 j en van een avondlicht
22 minder heeft bedragen dan in 1896.
Per inwoner heeft dit verbruik 11,39 M3. bedragen tegen
11,69 M3. in het vorige jaar.
Onder bijlage nII komt onder meer voor het jaarlijksch
gasverbruik voor de openbare verlichting sedert het begin der
exploitatie door de Gemeente.
Hiervan zijn afgeleverd:
aan particulieren en gemeente-
gebouwen15.126.084 M3.