r
20
I!. Ilijzonder Onderwijs..
1. De Akademie van Beeldende Kunsten.
Directeur: de heer A. van Delden.
De gi-oote belangstelling in het onderwijs dezer instelling heet't
ook in het afgeloopen jaar weder eene verhooging van het
totaalcijfer der leerlingen tengevolge gehadzoodat dat cijfer
thans 727 bedraagt.
Het in het vorig verslag toegejuichte plan tot verbouwing der
voormalige conciërgewoning, ter bekoming van meerdere ruimte,
heeft haar beslag gekregen en dientengevolge is de Academie
in het bezit gekomen van twee uitmuntende lokalen, waarin
ruim een honderdtal leerlingen eene plaats kunnen vinden.
Een woord van dankbare herinnering aan hemdie gedurende
meer dan 20 jaren zijne beste krachten van hoofd.en hart aan de
Academie heeft gewijd en in den loop van 1897 haar door den
dood is ontvallen, Dr. L. II. Beijnen, mag hier naar het oordeel
der Commissie niet worden gemist. Hetgeeu deze voorzitter,
later eere-voorz.ittervan den Raad van Bestuur voor deze in
stelling heeft gedaan zal niet licht vergeten worden.
Ook in het afgeloopen jaar moest het leeraarspersoneel her
haaldelijk wijziging ondergaan.
In de eerste plaats maakte de oprichting van een cursus in
tuinbouwkunde de aanstelling van een leeraar in dat vak noodig
en werd dan ook met 1 October 1897 als zoodanig benoemd
de heer P. Westbroek.
Door het vertrek van den heer J. J de Jong, leeraar in het
werktuigkundig teekenennaar Indië werd zijne vervanging
noodigmen mocht een opvolger van hem vinden in den heer
H. L. J. Kooper, die met 1 October 1897 werd aangesteld.
De heer 1’. L. Wijndels de Jongh ontving op zijn verzoek
een eervol ontslag als leeraar in het bouwkundig teekenen en
in zijn plaats werden in de afd. A. en E. benoemd de heeren
A. Booms, W. C. Wente, M. de Wilde en J. Roel.
Aan het jongste Jaarverslag der Academie loopende over
1896 97 ontleenen wij het volgende
»In den afgeloopen wintercursus klom het gezamenlijk aantal
«leerlingen tot 727 Met uitzondering van 21 leerlingen, die
«voor rekening van leden het onderwijs genoten en van 33 be-
«hoeftigen, die gratis werden toegelaten, werd van allen, naar-
«mate de klassen waarin zij plaats namen, booger of lager
«schoolgeld geheven.
«De ervaring leert, dat kosteloos onderwijs door den leerling
"en zijne ouders niet zoo gewaardeerd wordt, dan wanneer het
«een geldelijk offer kost om dat onderwijs deelachtig te worden.