20
2de 58 55
3de 31 32
16
3
26
42
27
ii
De Ambachtsschool.
Directeur: de heer 11. L. Boehsma.
n
tt
in
1896.
H
U
ft
U
n
n
n
v
u
19
3
28
52
27
55
32
«Een zeer groot aantal leerlingen (49 mannelijke en 8 vrouwe-
«(lijke bevolkte de boetseerzaalzoodat de lokaliteit te klein
«was, om allen een behoorlijke plaats voor deze veel ruimte
«vorderende studie te verzekeren
«De Afdeeling E (Bouwkunde) bestond in de le en 2e klasse
uit 164 leerlingen, in de 3e en 4e uit 96 leerlingen; in de
«5e en 6e klasse teekenden resp. 43 en 14 leerlingen; de 7e
«klasse was uit 17 leerlingen samengesteld, terwijl in de 8e en
«9e klasse respectievelijk 8 en 2 leerlingen zich oefenden Een 23
•tal smeden, bankwerkers
«den cursus in werktuigkundig teekenen
en aanstaande machinisten volgden
en ijzerconstructie.”
Totaal 200 209
met splitsing van de 1ste klasse in vier, van de 2de klasse in
drie, van de 3de klasse in twee parallelafdeelingen.
Naar het door hen gekozen beroep zijn onder de leerlingen
timmerlieden 76 tegen 71
meubelmakers
beeldhouwers
huisschilders
smeden en machinebankwerkers
koper-zink- en loodbewerkers
en
De Ambachtsschool werd in December 1897 bezocht door 200
leerlingen tegen 209 in 1896.
Volgens de indeeling bij het theoretisch onderwijs zijn de
leerlingen aldus verdeeld
1ste klasse 111 tegen 122 in 1896
9 instrumentmakers en 1 modelmaker, tegen 6 instrument
makers, 2 steenhouwers en I modelmaker in 1896.
De 2 steenhouwersleerlingen van verleden jaar zijn beiden
vertrokken.
De instrumentmakers worden genomen uit de koper-zink
en loodbewerkers, die aanleg en lust toonen voor dit vak, dat
eerst twee uren, nu vier uren daags door een afzonderlijk daar
voor aangesteld onderwijzer wordt geleerd.
Verschillende vakkendie ook afzonderlijk zouden kunnen
worden vermeld, worden op de Ambachtsschool slechts als
bijvak van andere vakken beschouwd. Zoo is het boetseeren