22
4-
liet gebouw als zoodanig en op
alsdan nauwlettender uit te
Personeel.
de meeste zorg wordt onderhouden. Naar aanleiding van eene
aan het antwoord van Burgemeester en Wethouders, aan het
einde van de vorige paragraaf' vermeldvastgeknoopte vraag
welke wijzigingen in het gebouw van het gymnasium met het
oog op de toelating van meisjes noodig zouden zijngaven wij
in hoofdzaak, in overweging het vertrekje bij de groote trap,
gebezigd voor berging van schoonmaakmaterialen en dergelijke
in te richten tot kleedkamer voor eventueel toe te laten meisjes.
Nadat bij de in Juli gehouden admissie-examens 5 meisjes
waren toegelatenwerden de door ons aanbevolen veranderingen
aan het gebouw uitgevoerd.
Op de ondoelmatigheid van
de ongunstige ligging er van is door ons in vroegere verslagen
herhaaldelijk met klem gewezen. Nu ook meisjes tot het gym
nasium zijn toegelaten en het getal daarvan zeker vrij groot
zal worden, doet zich daarin eene omstandigheid voor, die op
den duur in nog hoogere mate de klachten over het gebouw
zal wettigen. De moeilijkheid om bij de zeer ondoelmatige
inrichting van het gebouw het behoorlijke toezicht uit te oefenen,
krijgt nu toch eene veel grootere beteekenis, en liet belang
van de ouders zelven brengt mededat zij met ons op de
stichting van een nieuw gebouw aandringen. En dit bezwaar
geldt te meer, omdat de opneming van vrouwelijke leerlingen
ook weldra gebrek aan ruimte zal doen ontstaan en de wijze
waarop daarin kan voorzien worden, wederom met andere ge
breken ook het laatstaangeduide ten zeerste zal vergrooten.
Wij verzuimden dan ook niet bij onzen in de vorige paragraaf
vermelden brief, dd. 23 Februari 1897, aan Burgemeester en
Wethouders de in ons College gemaakte opmerking mede te
deelendat het twijfelachtig was of, in geval van toelating
van meisjes tot het gymnasiumde inrichting van het gebouw
niet de mogelijkheid van een alsdan nauwlettender uit te
oefenen toezicht zou uitsluiten.
Een zeer zwaar verlies leed het gymnasium door het over
lijden, op 2 April 1897, van Dr. J. Rutgers, daaraan verbonden
van 1 September 1864 1 September 1873 als leeraar, van
1 September 1873—1 September 1878 als conrector, daarna,
tot aan zijn doodals rector. De behartiging van de belangen
voor de inrichting aan wier hoofd hij stond, had hij zich tot
levenstaak gemaaktenniettegenstaande de slepende kwaal
die aan zijn leven een einde maakte, sedert geruimen tijd zijn
gestel ondermijnde, bleef hij met onverflauwden ijvertotdat hij
niet meer kon, zijne betrekking waarnemen, zelfs op zijn
ziekbed gaf hij telkens blijken dat de gedachte aan de vervulling