24
De verpleegkosten dezer 357 personen, waarvan op ultimo
December nog 276 werden verzorgd, bedroegen over het geheele
jaar 22,089.97
Met opzicht tot de verpleging in de koloniën der Maat
schappij van Weldadigheid zij vermeld, dat, ingevolge de in
1819 en 1821 gesloten contracten, aldaar nog voor rekening
van het Burgerlijk Armbestuur gevestigd waren 4 huisgezinnen,
die echter als vrijboeren geene kosten aan het Armbestuur
veroorzaken.
Daarenboven werd voor zijne rekening in die stichting nog
eene wees verpleegd. Tevens werdten behoeve van een aldaar
geplaatst gezin en aan eene bij hare kinderen inwonende be
jaarde weduwe, die niet zonder onderstand in haar onderhoud
kan voorzien, eene wekelijksche toelage voor rekening van het
Burgerlijk Armbestuur verstrekt.
Ter zake van deze ondersteuning en verpleging werd over
1897 aan de Maatschappij van weldadigheid betaald f 291.46
tegen 299.08 in 1896.
Betreffende den geneeskundigen onderstand, vanwege de
Gemeente te verstrekken, heeft het Burgerlijk Armbestuur, in
aansluiting aan hetgeen te dien opzichte reeds werd medegedeeld
in het vorig verslag over 1896, te vermelden,
dat de aanvankelijk voor een tijdperk van zes maanden
bij proefneming aangegane overeenkomst met de vier bedoelde
ziekenvereenigingen gebleken is alleszins doeltreffend te zijn
hetgeen door inzage en beoordeeling der van die Besturen
ontvangen verslagen alleszins is bevestigd geworden; zoodat
het Burgerlijk Armbestuur volkomen vrijheid heeft gevonden,
om zich tegen het einde van den gestelden termijnandermaal
bij brief van 16 Juni 1897, tot den Gemeenteraad te wenden
met het voorstel die voorloopig aangegane overeenkomst voor
onbepaalden tijd voort te zetten
Daarbij werd intusschen medegedeeld, dat door voormelde
Besturen is opgemerkt gewordendatnaar de verkregen ervaring
de voor die vereenigingen zeer toegenomen vermeerdering van
te verleenen hulp en verzwaring van te maken kosten te dier
zakeondanks het genot van kostelooze genees- en verband
middelen uit de Gemeenteapotheekin geenen deele door het
daarvoor aanvankelijk geraamde bedrag van tweehonderd gulden
’sjaars worden vergoed. Aan het Armbestuur, dat op de blijvende
medewerking der meergenoemde ziekenvereenigingen Imogen
prijs meent te mogen stellen is het daarom, alleszins billijk
voorgekomenom in die vermeerderde kosten door eene hoogere
bijdrage en wel tot driehonderd gulden ’sjaars, tegemoet te
komen en deswege een daartoe strekkend voorstel den Gemeente
raad aan te bieden.
Naar aanleiding daarvan werd dan ook het Burgerlijk Arm-