55 verklaarde de Kamer in te stemmen met de grondenin de Memorie van Toelichting tot het bovengenoemde wetsontwerp voor de verplaatsing van dit Museum van Leiden naar ’s-Gra venhage aangevoeld. VII. Tot den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid ter beantwoording van de door Z E gestelde vraag, welke in deze gemeente uitgeoefende bedrijven de Kamer bekend waren, waarin niet het geheele jaar pleegt gearbeid te worden. De Kamer gaf als zoodanig de zeevisscherij op en deed daarbij opgave van de gedeelten van het jaarwaarin de ver schillende takken dezer industrie worden uitgeoefend. VIII. Tot Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage naar aanleiding van de door dit College aan de Kamer wel willend ter inzage verstrekte plannen voor het eerst uittevoeren gedeelte der Laakhaven werken. De Kamer betoogde, dat de breedte van 15 M., waarop de om de haven te maken verkeersweg was geprojecteerdte gering was. Zij weerlegde de meening als zoude, indien deze hare meening later juist bleek, daarin gemakkelijk te voorzien zijn, omdat dan, slechts door het achteruitbrengen der rooilijn, m. a. w. het af breken der reeds aan dien weg gebouwde panden meerdere breedte zou zijn te verkrijgen. Op grond van een en ander verzocht de Kamer Burgemeester en Wethoudersde breedte van den geprojecteerde!! weg b. v. op 25 M. te brengen. IX. Tot Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage ter beantwoording van een verzoek om praeadvies, door dit college tot de Kamer gericht over een schrijven van den Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, waarin de Minister, ter voorbereiding van de oprichting van een of meer Kamers van Arbeid in deze gemeenteeenige vragen aan Burgemeester en Wethouders stelde, welker inhoud uit het volgende zal blijken. In de eerste plaats gaf de Kamer als hare meening te ken nen dat de behoefte aan de oprichting van een of meer Kamers van Arbeid voldoende is geblekeno. a. uit het oprichten van een particulieren arbeidsraadterwijl ook aan de mogelijkheid eener goede samenstelling niet behoefde te worden getwijfeld. Over de vraag, hoeveel Kamers van Arbeid gewenscht zou den zijnwas de Kamer niet eenstemmig. Sommige leden achtten één Kamerwaarin alle bedrijvenwaarin zich de behoefte aan eene dergelijke vertegenwoordiging had doen gevoelenzouden worden opgenomende meest gewenschte oplossing, terwijl anderen minstens twee of drie Kamers nood zakelijk oordeelden. Een voorstel, waarbij voor deze gemeente als wenschelïjk werd erkend de oprichting van drie Kamers van Arbeid, nl.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1897 | | pagina 561