Bijlage 11 t VERSLAG aan den Minister van Binnenlandsche Zaken over den Slaat der Koninklijke Muziek school in 1898. en dienstpersoneel geen Overeenkomstig het voorschrift van art. 7 van het Reglement hebben wij de eer Uwer Excellentie het volgende te berichten a. Toestand van het Gebouw. Het gebouw verkeerd in voldoenden staat van onderhoud. Intusschen doet door het toenemend aantal leerlingen en de uitbreiding, die aan het onderwijs in de laatste jaren is ge geven, het gebrek aan ruimte, zoowel wat het aantal als wat de grootte der lokalen betreft, zich steeds dringender gevoelen; eene afdoende verbetering van den bestaanden toestand is vol strekt noodig. Wij hebben dan ook het Gemeentebestuur van ’s Gravenhage daarmeede bekend gemaakt en vleien onsdat weldra de noodige maatregelen zullen worden genomenom in eene volstrekte behoefte van het onderwijs te voorzien. b. Onderwijzend en dienstpersoneel. In het begin van het schooljaar werd de Directeur Mr. Henri Violla door eene zeer ernstige ziekte aangetast, die hem ge durende ruim drie maanden van de school verwijderd hield. Gedurende zijne afwezigheid zijn in zijne plaats opgetreden de leeraren J. Giese en C. L. O'. Hhrtó, die zich op onze uit- noodiging welwillend bereid verklaarden eenige werkzaamheden van den Directeur op zich te nemen. Met Januari 1898 werd, in plaats van den leeraar C. J. F. Schuil, aan wien wegens vergevorderden leeftijd, op zijn ver zoek door Uwe Excellentie met dat zelfde tijdstip een eervol ontslag werd verleend, tot leeraar in het fluitspel aangesteld de heer F. Demont, solofluitist aan het orkest van het concert gebouw te Amsterdam en werd te rekenen van dienzelfden datum tot leeraar der 2de solfège-klasse benoemd de heer ■J. Renaud te Voorburg. Overigens kwam in het onderwijzend verandering.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1898 | | pagina 174