12
726
590
910
en 1257
hetgeen
over
nu
it
U
’s-Gravenhage April 1899.
H
U
It
II
U
bedenkelijke toeneming van het
V
u
II
u
n
n
u
(1884)
(1889)
(1894)
(1898)
be Directeur
THEODOR STANG.
tweede
derde
vierde
vier laatste
10e
15e
20e
24e
Eene inzage van de kolommen 3, 4 en 5 geven eene zeer
sterke toeneming aan van het verbruik in de laatste 4 jaren
en voornamelijk is deze toeneming in het oogvallend voor het
maximumverbruik (kolom 5). Nu kan weliswaar het maximum
verbruik dikwerf afhangen van toevallige omstandigheden en
dientengevolge geeft de kolom 5 van 1876 of eene zeer onregel
matige toeneming aan. maar daarom is juist de zoo regelmatige
toeneming van de 4 laatste jaren met respectievelijk 1250 M3.,
2930 M3., 2150 M3. en 2200 M3. des te opmerkelijker.
De toeneming van het gemiddeld verbruik per etmaal
hetzelfde tijdstip is ook zeer belangwekkend, namelijk:
van 1894 op 1895 1425 M3. in 1 etmaal
1895 1896 1375 1
1896 m 1897 1240 - 1
en 1897 1898 925 - 1
doch daarin valt waar te nemen eene goede uitwerking van al
de pogingendie in het werk worden gesteldom het water-
verlies zooveel mogelijk te beperken.
verder het gemiddelde etmaalverbruik na,
Gaat men
namelijk
3870 M3. in het 5e jaar van exploitatie (1879)
7500
10450
15000
en 2003*
dan vindt men dus voor het gemiddeld etmaalverbruik eene
toeneming van
724 M3. voor elk der eerste vijf exploitatiejaren
U n n
H H U
H H H
II II
dus ook eene zeer
gemiddeld etmaalverbruik aangeeft.