17 Bijlage III. 1°. waarnaar Eene Rijkswet moet de algemeene voorschriften geven, de gemeentebesturen bij het nemen hunner maatregelen tot het verkrijgen van goede woningstoestanden in nieuwe buurtenalsmede tot het verbeteren der woningstoestanden in reeds bestaande buurtenzullen moeten handelen. 2°. Die wet moet aan alle gemeentebesturen de verplichting opleggen o. waar dit met het oog op uitbreiding van de bebouwde ge deelten der gemeenten noodig iseen plan vast te stellenhet welk moet omvatten de wijze van aanleg der stratenpleinen plantsoenen en bouwblokkende wijze van afvoer van onrein heden en hemelwater, de wijze van watervoorziening en de wijze van verlichting; b. een verordening te maken op het bouwen en sloopen; c. een bewoningsverordening te makendie o. a. maatregelen vaststeltwelke genomen kunnen worden tegen overbevolking en verontreiniging van perceelen; <1. een verordening te maken betreffende de onbewoonbaar- verklaring van woningen een en ander rekening houdende met de verschillen in plaat selijke gesteldheiddoch voldoende aan de bij de wet of bij den krachtens de wet uit te vaardigen Algemeenen Maatregel van Bestuur te stellen minimum eischenwaar beneden de ge meentebesturen niet mogen gaan. 3". De onteigeningswet behoort met het oog op de woningen gewijzigd te worden, in dien zin, dat, èn de gevallen waarin onteigening kan worden bevolenworden uitgebreidèn de be rekening der schadeloosstelling wordt veranderd 4”. de wet verplicht de gemeentebesturen over te gaan tot, óf medewerking te verleenen aan bet afbreken van onbewoon bare woningen en het bouwen van goede woningen. 5°. De wet moet ook voorzien in behoorlijk toezicht van rijks- en gemeentewege, opdat gewaakt kunne worden voor de uitvoering en handhaving der wet, en de nog overgebleven leemten der wettelijke voorziening aan het licht komen. 6°. Die wet dient tevens den gemeentebesturen de noodige macht te gevenom de door hen gemaakte verordeningen te handhaven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1898 | | pagina 246