Letter A. 19
j
VERSLAG ontleent den toestand run het onderwijs
in de nuttige handwerken op de openbare seinden dezer
gemeente gedurende 1898.
er niet altijd voor elke
Het gevolg daarvan
Het Dames-Comité van toezicht op dit onderwijs regelde zijne
schoolbezoeken dit jaar wederom op dezelfde wijze als vroeger
en vond daarbij weinig aanleiding tot nieuwe opmerkingen.
Over het algemeen toonden ook thans de schoolhoofden hunne
belangstelling in dit leervak en zeker is het niet het minst aan
hunne medewerking en oordeelkundige hulp te danken, dat het
onderwijs in de nuttige handwerken op veie scholen goed tot zijn
recht komt. Waar de uitzonderingen intusschen niet ontbreken
blijft het Comité toch vertrouwen dat deze zoo gewenschte be
langstelling gaandeweg zal toenemen.
Het meerendeel van het onderwijzend personeel gaf ook thans
wederom blijken van ijver en geschiktheid voor zijne taak. Waar
het Comité opmerkingen meende te moeten maken, heeft het
deze aan de betrokken onderwijzeressen en zoo noodig
aan de schoolhoofden medegedeeld en vond hierbij in de meeste
gevallen instemming en medewerking. Naar aanleiding van enkele
minder gunstige ervaringen op dit gebied, blijft het Comité in
tusschen met den meesten nadruk aandringen op groote omzich
tigheid bij de keuze der onderwijzeressen. Geldt deze opmerking
voor allen in het algemeeneen bijzonder groot belang is het
dat tot onderwijzeressen le en 2e klasse alléén zulke personen
worden aangestelddie door de praktijk bewezen hebben voor
de haar wachtende taak berekend te zijn.
De Commissie van advies, welke uit den aard van haar
werkkring de meeste onderwijzeressen kent en hare hoedanig
heden als zoodanig beoordeelen kan blijft steeds bereid tot het
geven van inlichtingen en het bij wonen van proeflessen.
Ter wille van de zaak, betreurde het Comité het zeer, dat
ook thans een paar malen buiten haar om, of tegen haar ad
vies onderwijzeressen werden benoemd.
Heeft het Comité zich meermalen verplicht geacht in zijne
jaarverslagen te wijzen op de wenschelijkheid om de bepalingen
omtrent het getal van het hulppersoneel te wijzigen, of ze ten
minste, waar dit noodig blijkt, in milder zin toe te passen,
nogmaals komt het hierop terug. Ook thans bleek wederom dat
ten gevolge van grooten toevloed van leerlingen in de lagere
klassen, en mindere bevolking der hoogere, of wegens andere
oorken - wanneer het hulppersoneel berekend wordt op ééne
onderwijzeres voor elk 25 tal leerlingen,
klasse eene onderwijzeres beschikbaar is.