22
3.
Gebouw.
4.
Personeel.
Op 12 April 1898 had de bij artikel 13 2 van ons Regle
ment van orde voorgeschreven bezichtiging van de localiteiten
van het Gymnasium en van die der woning van den concierge,
plaats. Die localiteiten bleken in goeden staat van onderhoud
te verkeeren.
Wat de gebreken van het gebouw betreft, kan naar het
vorig verslag worden verwezen. Slechts zij nogmaals geconsta
teerd dat bij elke uitbreiding der school die gebreken meer
aan het licht komen. Zoo moest naar aanleiding van de na de
groote vacantie noodzakelijk geworden splitsing van de 5de klasse,
de gymnastiekzaal aan hare bestemming worden onttrokken en
door een scheidingsmuur in twee lokalen gesplitst, waarvan
een voor den loopenden cursus werd in gebruik genomen. Dit
vertrek, beneden aan de voorzijde gelegen, ondervindt in de
hoogste mate de nadeelen van de ligging van het gebouw. Het
onderwijs wordt daar, door de drukte van het verkeer in het
Westeinde, telkens belemmerd.
De 5de klassemet den aanvang van den cursus 1898/99
meer dan 24 leerlingen tellende, moest gesplitst worden in 2
parallelklassen Ter voorziening in de daardoor ontstaande be
hoefte aan meer onderwijskrachten stelden wij aan den Raad
voor, een tijdelijke leeraar aan te stellen, voor drie maanden,
tot het geven van 6 lesuren per week in geschiedenis, op eene
wedde, te berekenen naar den maatstaf van 600 per jaar.
Van de heeren N. Japikse en D. C. Tinbergen, doctorandi
in de Nederlandsehe letteren te Leiden, door ons op de des
betreffende, den Raad aangeboden, aanbevelingslijst geplaatst,
werd, bij besluit van 20 September 1898, eerstgenoemde be
noemd, voor drie maanden, op voormelde bezoldiging. Door
Burgemeester en Wethouders werd bepaald, dat die benoeming
zou ingaan met 1 October 1898. Daarna werdovereenkomstig
ons voorstelbij Raadsbesluit van 20 December 1898die be
noeming verlengd voor het tijdvak van 1 Januari 1899 tot 1
September daaraanvolgende.
De jaarwedden van de leeraren A. W. Stellwagen, dr. E. B.
Koster, dr. E. F. Kossmann en R. ten Raa, werden, ingevolge
ons voorstel, bij Raadsbesluit van 20 December 1898, met in
gang van 1 Januari 1899verhoogdvoor eerstgenoemde tot
2800, voor de anderen tot/2500, met toepassing van artikel 3
van de Verordening tot regeling der jaarwedden en met inacht
neming van de voormelde wijziging, waarbij de leeraren in
Hoogduitsche en Engelsche taal werden gebracht in dezelfde