22
rubriek van bezoldigingals voor den leeraar in Fransehe taal
was vastgesteld.
Desgevraagd werd door ons geen bezwaar gemaakt tegen het
optreden van dr. van Bemmelen als tijdelijk leeraar aan de
Gemeentelijke Hoogere Burgerschool te Delfttot het geven van
4 lesuren per week in natuurlijke historie. Evenmin maakten
wij bezwaar tegen eene benoeming van den heer Sunier tot
plaatsvervangend lid van de Commissie, die dit jaar zitting
hield te ’s Gravenhage, tot het afnemen der examens ter ver
krijging van akten van bekwaamheid voor middelbaar onderwijs
in de Fransehe taal. Vooraf had de Minister van Binnenlandsche
Zaken te kennen gegevendat van de diensten van den heer
Sunier slechts gedurende enkele dagen zou worden gebruik gemaakt.
In den aanvang van den cursus 1898/99 legde dr. Pareau,
wegens het treden in een anderen werkkring te Leidenzijne
betrekking van leeraar in de scheikunde aan de Hoogere Krijgs
school neder, terwijl hij verbonden bleef aan het Gymnasium.
Vooraf had de directeur van de Hoogere Krijgsschool de vraag
tot ons gerichtof onzerzijds bezwaar zou bestaan tegen het
blijven medegebruiken van het scheikundig laboratorium van
het Gymnasium voor het onderwijs in scheikunde aan de officieren
van de Hoogere Krijgsschoolindien niet dezelfde leeraar voor
dat vak aan beide inrichtingen verbonden mocht zijn Wij ant
woordden, dat, indien die toestand mocht ontstaan, wij ons
inderdaad verplicht zouden rekenen aan den Gemeenteraad de
intrekking voor te stellen van de loopende vergunning tot
medegebruik.
Toen daarop de directeur van de Krijgsschool nader vroeg,
of onzerzijds ook bezwaar zou bestaan tegen het medegebruik
onder de aangegeven omstandighedenindien het voor niet langer
verlangd werd dan tot 1 Juli 1899, verklaarden wij dat, voor
dat geval, onzerzijds geen overwegend bezwaar bestond. Wij
meenden daardoor te gemoet te komen aan moeilijkhedendie
anders voor de Krijgsschool zouden zijn ontstaan.
Dientengevolge werd het laboratorium daarop gebruikt zoowel
voor het onderwijs van dr. Pareau aan leerlingen van het Gym
nasium als voor dat van den heer Stortenbeker, aan de officieren
van de Krijgsschool.
Op 28 April 1898 overleed de amanuensis M. Tazelaar.
Bij besluit van 27 Juli 1898, benoemden wij voor een tijdvak
van drie maanden, ingaande 1 Augustus d. a. v., op eenejaar
wedde van f 550, N. Th. J. G. Guldenmond. Die benoeming
werd later door ons verlengd voor het tijdvak van 1 November
1898 tot 31 December 1899.
Gedurende de maanden Mei, Juni en Juli werd, ingevolge
onze opdracht, de betrekking van amanuensis zooveel mogelijk
vervuld door F. N. Bloemink. Hem werd daarvoor, op ons voor
stel, eene gratificatie van 50 toegekend.