‘25
reeds tot stand gekomen en zal het boetseerlokaal bij den
aanvang van den nieuwen winter-cursus in gebruik
kunnen worden genomen. Mocht echter het aantal
leerlingen naar die evenredigheid voortdurend klimmen,
dan zal weldra alléén het terrein van den tuin nog ter
beschikking blijven, om daarop een gebouw te plaatsen.
Waar het aantal leerlingen zóó toenam, moest natuur
lijk ook het corps leeraren versterkt worden In verband
daarmede benoemde de Raad van Bestuur, met ingang
van 1 October 1897, de heeren C. J. Booms, J. de Wilde.
J. G. P. Roel, M. C. Wente, C. L. de Koning en J.
Ros, tot leeraren in de klassen der eerstbeginnenden.
en den heer J. van Oudenallen tot leeraar in de
stéréometrie.
Ook in genoemd elementair onderwijs werd eene
ingrijpende wijziging gebracht door de invoering, zij
het aanvankelijk op zeer bescheiden wijze, van het
zoogenaamd vakteekenenIn de Afdeeling Klein-
Ornament. ongeveer uit een honderdtal leerlingen be
staande, wijdde de leerling zich tot nu toe, en wel de
meesten gedurende 4, 5 winters, aan het teekenen
naar pleisterfragmenten, bestaande uit oog, neus, mond,
hand of voet, afgewisseld door ornamenten uit ver
schillende tijdvakken. Voor het vak of ambacht dat de
leerling beoefent, trekken de meesten weinig direct nut
van dergelijke studie. Hoe leerzaam en nuttig deze studie
ook in het algemeen moge zijn voor den aanstaanden
kunstschilder, beeldhouwer, graveur, photograaf of litho
graaf, voor den toekomstigen ambachtsman, hetzij
verver, timmerman, smid, loodgieter, metselaar of steen
houwer, zal zij weinig voordeel opleveren. Om deze
reden is met een stelsel gebroken, dat niet overeenkomt
met de hoofdvoorwaarde van doeltreffend onderwijs:
den leerling in den kortst mogelijken tijd zooveel doenlijk
te ontwikkelen, bovenal in verband met het door hem
beoefende vak.
Voor lederen eerstbeginnende blijft dus het elemen
tair teekenen, de oer-klasse, waar de onmisbare in
wijding in het leeren zien en nabootsen plaats heeft,
gehandhaafd, doch daarna wordt den leerling de keuze
gelaten om hetzij het pleisterteekenen voort te zetten,
hetzij het vakteekenen te beoefenen.