r
24
TE ZAMEN.
TIJDELIJK.
Personen. Gezinnen. Personen.
1067
3282
307
1349
760
1933
i
ONAFGEBROKEN.
i
Gezinnen, j Personen. jGezinnen.
waaronder 334 eenloopende gezellen en 733 gezinnen, uit
makende 2948 personen.
Naar de verschillende kerkgenootschappen is de verdeeling
ingericht naar het voorschrift, vervat in art. 26 der Veror
dening, als volgt:
uitsluitend voor Scheveningen ook mansbroeken, vrouwenrokken,
kousen en klompen. Ook werden aan elk gezin in den wintertijd
eenige brandstoffen verstrekt.
Bovendien heeft het Burgerlijk Armbestuur zich wegens de
buitengewone omstandighedenwaarin een aantal behoeftigen
te Scheveningen verkeerden tengevolge van stremming in de
middelen van bestaan op de visscherij betrekking hebbende,
evenals den vorigen winter verplicht gezien voor enkele weken
200 brooden wekelijks te hunnen behoeve beschikbaar te stellen,
benevens, waar dit bleek noodig te zijn, eenige brandstoffen.
Deze buitengewone verstrekkingen werden op 25 Januari aan
gevangen en tot en met 8 Maart wekelijks herhaald, zoodat die
zeven tegenover acht maal in den vorigen winter hebben plaats
gehad.
De intrekking van bedeeling, aan gezinnen van personen aan
den winterarbeid geplaatst of door tussclienkomst van de
Christelijke Volksbond" aan werk geholpen, geschiedde voor
102 personen met f 72.05 in geld en 177 brooden ’s weeks.
Bij het eindigen van het winterseizoen werd de ondersteuning
ingetrokken van 85 gezinnen, uitmakende 446 personen, tot
een wekelijksch bedrag van f64.05 in geld en 119 brooden en
verminderd voor 123 gezinnen met f25.10 in geld en 2 brooden.
Hierdoor en tengevolge der sedert 1 Januari plaats gehad
hebbende mutatiën, werd de lijst der bedeelden aanvankelijk
teruggebracht tot 710 gezinnen, uitmakende 1732 personen,
bedeeld met f 615.15 en 582 brooden ’s weeks, alzoo in ver
houding tot hetzelfde tijdstip des vorigen jaars 33 gezinnen meer;
terwijl het aantal personen 114 minder en het bedrag der be
deeling in de eerste w’eek van April f 28.15 en 35 brooden
meer bedroeg.
Het gezamenlijk aantal der door het Burgerlijk Armbestuur
in 1898 bedeelden heeft, met uitzondering van dezulken ten
wier behoeve reispenningen of transportkosten enz. werden
verstrekt, bedragen: