50 f 2.— 14501 5.— 14019 5305 2676 661 373 141 71 84 11 38 36 38 14 19 3 u n 123 Minder H n H n H u n n n H u H u n u u n u N u u a ff ft n tt n n u II n u a n u H II H H 20 10 n N n u 2236 1155 123 10.— 20.— 30.— 50.— 75.— 100.— 200.— 300.— 500.— 1000.— 4 3573 123 3450 Minder 1897. Van beneden laatst genoodzaakt zijn hun goed en briefjes in den steek te laten tengevolge waarvan de voorschotgever eigenaar wordt Om de goederen op de pandbriefjes dezer Bank vernield van de hand te doen, is dan voor den houder van het verkoophuis de minst kostbare weg ze eenvoudig niet af te lossen en aan de Bank te laten verkoopentenzij er onder zijnwaarop voor werpen staan beschreven waarvoor hij voordeeliger plaatsing weetde in verhouding minieme rente dezer Bank kan hij licht betalen, daar door de ontvangst der meerdere opbrengst na den verkoop het mogelijke verlies op sommige dier pandenruimschoots gedekt wordt door het overschot der anderenwat duidelijk uit komt bij de post van vervallen overschotten." Daar dergelijke inrichtingen reeds sedert een twintigtal jaren hun woekerbedrijf ongestoord kunnen voortzettenis het niet van onpas hier in herinnering te brengendat voor ruim twee eeuwen geleden de Regeering het recht tot het houden van zoogenaamde tafels van leening" die wel 33^ ten honderd trokken na afloop van hun octrooiintrok en de Lombard voor rekening der steden kwam, om, gelijk die van Amsterdam zich uitdrukte: "de behoeftige inwoners te bevrijden van den "uitzuipenden en onbehoorlijken woeker waarmede zij door de -particuliere tafelhouders plegen gedrukt te worden." Tegelijk werd ook de particuliere beleening verboden. liet SALDO DER AANWEZIGE PANDEN ving dit jaar aan met 43190 panden ad ƒ221,460 en eindigde met een getal van 39740 ad 211,845.20 alzoo eene daling van 3450 panden en ƒ9,614.80 aan voorgeschoten kapitaal. De rubrieksgewijze verdeeling hiervan was als volgt: Meer dan in 1891 d. i. 5 2 39740 I. tot en met 2.25 5.50 II. — 21.— 31.— 51.— 76.— 105.— 205.— 305 505.—

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1898 | | pagina 491