RF «w O O 2°. 3n. 1’. 2". 3’. Den 28sten Mei 1898 werd liet verslag der Raadscommissie uitgebracht onder overlegging van een ontwerp voor den aan leg van een bommenhaven te Scheveningen met een begroeting van de kosten, zoowel voor den aanleg van een haven als voor het jaarlijks onderhoud daarvanopgemaakt door de heeren II. E. de Bruijn, A. A. Bekaar, Hoofdingenieurs van ^-Rijks waterstaat en J. A. Lindo, directeur der Gemeentewerken alhier. De conclusion van dit rapport 1°. war en dat de aanleg van een havenuitsluitend voor bommen bruikbaar, zeer zeker gewenscht zou zijn en zou strekken in het belang van het visschersbedrijf te Scheveningen; dat zulk een haven zou moeten worden ingericht op de wijze als door de Heeren de Bruijn c. s. in hun rapport aangegeven dat de haven tot stand zou kunnen komenwanneer het Rijk voor zijn rekening zou willen nemen den aan leg en het onderhoud van de buitenhaven met wat daar mede in verband staat en wanneer de Gemeente met een subsidie van de Provincie den aanleg en het onder houd van de binnenhaven op zich neemt. commissie vond hierin aanleiding den Raad voor te De stellen te besluiten tot aanleg van gemeentewege van een visschershaven, in den geest van het ontwerp van de heeren de Bruijn c. s. mits de Regeering gunstig be- schikke op het adres sub 2° vermeld, aan de Regeering te verzoeken voor rekening van het Rijk te maken en te onderhouden een buitenhaven als toegang tot een vanwege de Gemeente te maken visschers haven te Scheveningenin den geest van het ontwerp van de heeren de Bruijn c. s. aan de Provinciale Staten te verzoeken aan de Gemeente voor den aanleg van een visschershaven te Scheveningen als sub 1” is bedoeld, een subsidie van 300,000. te willen blijven toekennen. Het voorstel der commissie werd in de zitting van den Ge meenteraad van 21 .Juni 1898 aangenomen met 25 tegen 3 stemmen, echter in zooverre gewijzigd, dat ook de toekenning van het provinciaal subsidie uitdrukkelijk als voorwaarde werd opgenomen naast de bereidverklaring van het Rijk ten aanzien van aanleg en onderhoud der buitenhaven. Het gevraagde subsidie werd door de Provinciale Staten toe gestaan in hun vergadering van 15 November 1898. Door den Minister van Waterstaat is daarna een wetsontwerp ingediend als boven bedoeld. De beslissing in deze zoo belang-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1898 | | pagina 513