55 de deelname aan die permanente tentoonstelling aan den uitvoer van de producten onzer industrie ten goede zou komen. Deze laatste Een aanvulling VI. Tot den Gemeenteraad van ’s-Gravenhage naar aanlei ding van het rapport der zeehavencommissie uit den Gemeente raad met het daarbij overgelegde Ontwerp eener haven voor opvatting bleek ten slotte die der meerderheid te zijn. j van de lijst van thans uit Nederland in Japan ingevoerde goederen deelde de Kamer mede niet te kunnen gevendoch vestigde de aandacht van Directeuren op de te dezer stede gevestigde Vereeniging tot bevordering van den Nederlandschen Export. III. Tot de Tweede Kamer der Staten-Generaal ter onder steuning van de adressen, door de Vereeniging «Maatschappelijk Belang” bij dat lichaam ingediend betreffende de wenschelijkheid van wijziging der Wet op de Coöperatieve Vereenigingen. In het midden latend of juist die wetswijzigingen, welke in de bedoelde adressen werden aangegeventot het beoogde doel zouden kunnen leidensprak de Kamer als haar meening uit dat voorziening in de nadeelige gevolgenwelke voor den klein handel uit de uitbreiding van sommige takken der coöperatie voortvloeien, dringend noodzakelijk is. IV. Tot den Gemeenteraad van ’s-Gravenhage om te ver zoeken dat de ijzeren kraan, staande aan het Zieken en be- hoorende tot de eigendommen der liquideerende Maatschappij «de Prins van Oranje»door de Gemeente zou worden over genomen. De Kamer wees er op, dat destijds vergunning is gevraagd de kraan daar te mogen plaatsen ten dienste van handel en nijverheid en voor eigen gebruikterwijl ze ook inderdaad door anderen voor de lossing van zware stukken is gebruikt. Daar deze inrichting bovendien de eenige van dien aard in de Ge meente was, achtte zij behoud daarvan wenschelijk. V. Tot den Directeur van het Centraal Bureau van den Oranjebond van Orde tot beantwoording van zijne missive, waar in het oordeel der Kamer gevraagd werd over het plan voor de oprichting eener nationale Arbeidsbeurs in den vorm van een aanplakbiljet. Hoewel de oprichting van arbeidsbeurzen in beginsel toe juichend en met waardeering ook van deze poging om daartoe te gerakengaf de Kamer te kennen van een maatregelals door deu Oranjebond voorgesteld, weinig heil te verwachten omdat h. i. een dergelijke inrichting niet kan slagen, indien zij haar tusschenkomstalthans wat betreft den werkzoekende niet kosteloos verleent.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1898 | | pagina 549