17
Achtereenvolgens worden: bodem, rioolstelsel, grachten,
straten en het afvoer van vuil in onze, stad aan eene nadere be
schouwing onderworpen, waaruit spreker tot de conclusie komt,
dat bij ons in tal van opzichten meer gezondigd wordt, dan
zelfs bij eene ophooping van menschen in een klein bestek,
zooals dat in de steden het geval, niet altijd te vermijden is.
Op deze zelfde vergadering werd door den heer Menno Hui
zinga, die de Vereeniging op het Hygiënisch Congres dd. 7 en
8 Juli te Maastricht gehouden heeft vertegenwoordigd, verslag
uitgebracht van het op dat Congres behandelde.
De spreker bepaalt zich in hoofdzaak tot het resumeeren van
de verschillende genomen conclusiën en de redenen, welke daartoe
geleid hadden.
De meest belangrijke conclusiën zijn aldus saam te vatten:
Naar aanleiding van de behandeling van het rapport uitge
bracht over de noodzakelijkheid van een Rijkswet op de keuring
van vee en vleesch werd deze noodzakelijk erkend maar als
een gevolg der debatten werd daaraan toegevoegd de wensche-
lijkheid dat eene Rijkswet nader regele de wijze waarop en
den termijn waarbinnen aan de gemeentebesturen de verplich
ting kan worden opgelegd tot het oprichten van slachthuizen.
Van het rapport, uitgebracht over de wijze, waarin aan de
behoefte van drinkwater hier te lande behoort te worden voor
zien, werden aangenomen de eerste vier conclusiën, luidende:
1. De gelegenheid tot het verkrijgen van zuiver water, vol
doende aan de eischen door het Congres gesteld, en wel in
voldoende hoeveelheid voor inwendig en huiselijk gebruik, be
hoort tot de hygiënische voorwaarden, waaraan elke woning
behoort te voldoen.
2. De overheid behoort de noodige maatregelen te nemen ter
verzekering dat aan den onder conclusie 1 genoemden eisch
worde voldaan.
3. Teneinde de bedoelde overheidszorg tot haar recht te
doen komen, acht het Congres eene wettelijke regeling noodig.
4. Bij de wet worde aan de gemeentebesturen de verplich
ting opgelegd, te zorgen dat alle woningen van zuiver water
zoowel voor inwendig als huiselijk gebruik worden voorzien.
Ten aanzien van de vierde conclusie wordt nader besloten,
dat over de wijze, waarop aan dien eisch kan worden voldaan,
in een volgend Congres door referenten opnieuw het debat zal
worden ingeleid.
De overige conclusiën werden voorloopig ingetrokken
Een debat werd in het Congres nog gehouden over de wet
telijke regeling van de uitoefening der artsenijbereidkunst, waaruit
voortvloeide de benoeming eener commissie om hierover in een
volgend Congres te rapporteeren.
De afgevaardigde verklaarde meer dan vroeger overtuigd te