17
wordt uit
zijn van het nut dezer Congressen en gelooft dat de Ver-
eeniging zich terecht als een lid daarbij heeft aangesloten.
Naar aanleiding van eene uitdrukking in het Jaarverslag der
vereeniging over het jaar 1898, omtrent eene zinsnede waarbij
werd medegedeeld dat aan miltvuur lijdend vee in deze gemeente
zoude zijn ingevoerd, ontving het bestuur van Burgemeester en
Wethouders van ’s-Gravenhage het schrijven, waarvan afschrift
als bijlage A aan dit Verslag is toegevoegd.
Op dit schrijven meende het bestuur te moeten antwoorden
als uit het afschrift in bijlage B is na te gaan. Het gemeente
bestuur kwam hierop nader terug met het schrijven zooals dit
in bijlage C aan dit Verslag is gevoegd.
Het bedoelde gedeelte van het Jaarverslag over het jaar 1898
bladz. 32 (bovenaan) wordt alsuu hierbij ingetrokken en ver
vangen door de woorden
bestaat thans geen voldoende waarborg voor de gezondheid van
vee dat levend of geslacht in deze gemeente wordt ingevoerd.
Dat de wenschelijkheid voor eene betere dan de bestaande
keuring van vleesch zich steeds sterker doet gevoelen blijkt
wederom ten sterkste uit de adressen van Dr. S. S. van der
Leij, Dr. Schultetus Aeneae, Dr. D. J. Griot la Cave, en Dr.
W. F. Unia Steyn I’arvé en 19 andere geneeskundigen, aan
den gemeenteraad van ’s Gravenhagewaarin zij te kennen
gevendat de keuring van het ingevoerde vleesch te ’s Graven
hage onder de bestaande verordening niet op degelijke wijze
geschiedt of kan geschieden en dat zij mitsdien in het belang
van den Haagschen gezondheidstoestand verzoeken de regeling
der vleescbkeuring te willen herzien. (Zie de Bijlage der Ver
handelingen van den gemeenteraad December 1899, n°. 757).
In verband met de uitbreiding die de gemeente zoowel wat
het zielental als wat den plattegrond betreft heeft ondergaan en
met het oog op uitgebreider werkzaamheden van het bestuur,
werd op de volgens art. 21 van het Reglement aangegeven
wijze op de vergadering van November eene wijziging van
art. 4 vastgesteld.
Art. 4 wordt nu aldus:
„Het bestuur bestaat uit minstens 5 personen en
„en door werkende leden verkozen”.
De mededeeling, dat hier ter stede niet, zooals sommige
leden meenden een plaatselijke gezondheidsdienst zoude worden
opgerichtmaar dat eene Commissie van Bijstand voor Hygiënische
aangelegenheden aan Burgemeester en Wethouders zoude worden
toegevoegd, gaf aanleiding tot eene belangrijke discussiewaar
van, ook in verband met bovengenoemde reglementswijziging,
het gevolg was dat het bestuur op zich nam te zullen nagaan
in hoeverre het in aanmerking komt om de Vereeniging in af-
deelingen te splitsen, waardoor zich, de werkende leden,