19 7 ze plichtsbetrachting der onderwijzers onder hen werkzaam. Dat er bij zulk een talrijk personeel als in deze gemeente aan het Lager Onderwijs is verbonden, ook wel minder goede elementen voor komen, is voorzeker niet te verwonderen, maar het zijn uitzon deringen. Ook over den algemeenengeest werd met waardeering ge sproken op de zoo noodige medewerking van het personeel werd zelden te vergeefs een beroep gedaan en besprekingen, hetzij met het geheele personeel, hetzij met de onderwijzers individueel, werden daartoe, zoo dikwijls en waar Let te pas kwam, gehouden. Ook scliodlvergaileriiigen waren het middel daartoe, alsmede tot het bespreken van velerlei zaken de school en het onderwijs betreffende. Nog steeds zijn er vele onderwijzers die zich veel voorstellen van deze vergaderingen en dan ook daarvoor ijveren. Uit de ver slagen van verscheidene hoofden echter blijkt dat de ingeno menheid met die vergaderingen onder het personeel nog lang niet zoo algemeen is, als men het wel wil doen voorkomen, zoodat er dan ook scholen zijn waar deze vergaderingen niet meer worden gehouden, nadat het gebleken was, hetzij dat het grootste gedeelte van het personeel ze niet begeerde, hetzij dat er ook na uitnoodiging van het hoofd, geene onderwerpen tot bespreking waren opgegeven en dus bij gebrek aan belangstelling. Nadat in het verslag onzer Commissie over 1897 aan deze Vergaderingen een enkel woord was gewijd, kwam het der Commissie niet noodig voor dit punt andermaal in het daarop volgend verslag aan te roeren, vooral niet omdat de verslagen der hoofden van scholen daartoe geen aanleiding gaven. Maar in de Raadsvergadering van 29 Augustus 11. gaf een der leden te kennen dat hij gaarne over die vergaderingen in het verslag onzer Commissie eenige mededeelingen had gezien omtrent de ervaringen, op dat gebied, van de hoofden van scholen. Onze Commissie meende aan die uitnoodiging, haar door Burgemeester en Wethouders overgebracht, gehoor te moeten geven en daarmede niet te wachten tot het verslag uit te brengen over het jaar 1899. Aan de hoofden van die scholen, waar volgens de mededeeling in hun eigen verslag over 1898, vergaderingen werden gehouden werd de volgende vraag gesteld«In uw laatste jaarverslag wordt door u medegedeeld dat er aan uwe school geregeld schoolvergaderingen worden gehouden. Ik verzoek u mij wel te willen mededeelen of deze schoolvergaderingen worden gehouden in den geest zooals de Bond van Nederlandsehe onderwijzers voorstaat, met stemming enzdan wel of die vergaderingen meer het karakter dragen van besprekingen over zaken uwe school betreffende.» Uit de ontvangen antwoorden bleek, dat die vergaderingen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1899 | | pagina 301