19 13 nut van zulke schooltuintjes gauw overschat wordt. De tuin zou veel grooter moeten zijn, verschillende grondsoorten moeten bevatten en iedere klasse zou haar eigen deel er van moeten krijgen om met haar onderwijzer er zelf in te werken Met de meening dat zulk een tuintje te klein is en dat er verschillende grondsoorten zouden moeten aanwezig zijn, zal meenigeen zich kunnen vereenigen. In de gegeven omstandig heden althans zal het geene bevreemding verwekken wanneer men het volgende leest: «de ten behoeve van ’t onderwijs in natuurkennis gezaaide haver, tarwe en karwij is wel opgekomen, maar door gebrek aan levenskracht bezweken. De aarde bevat verbazend veel kiemen van onkruid. Suikerbieten zijn gezaaid, die wel zijn opgekomen, maar door gebrek aan stikstof geen 10 pCt van de natuurlijke grootte hebben bereikt". Intusschen mag met eenig recht betwijfeld worden of hier niet het doel van een schooltuintje in eene «stad» wordt voor bijgezien. Schoolivandelini/en schijnen nog niet algemeen in den smaak te vallen en het nut er van wordt nog door meerderen betwij feld, omdat een kostbare tijd aan het gewone onderwijs wordt onttrokken en het nut niet altijd geëvenredigd schijnt aan den tijd welken zij eischen. Het wil ons voorkomen dat zeer waar is wat het Hoofd eener school zegt«De rubriek "nuttige kennis» is oneindig groot en slechts een zeer klein gedeelte er van kan in de leer jaren der lagere scholen behandeld worden. Velerlei «nuttige kennis» behoeft nog niet juist «onontbeerlijk» genoemd te wor den en in de onmisbaarheid dier kennis zijn ook graden aan te nemen Wat het zwaarste weegt, dient voor te gaan: de onder scheiding tusschen hoofdvakken en bijvakken blijft nog altijd van kracht. En of de waarde van zulk eene waarneming niet wordt overschat Voor het bijblijven is het noodig, dat zulk eene waarneming vele malen worde herhaald en daartoe ontbreekt de tijd. Handenarbeid, handelend aanschouwen, wordt nog steeds als integreerend deel van het onderwijs toegepast hier met groote, daar met mindere ingenomenheid. De bew’eerde voordeelen zijn bekend en in vroegere verslagen onzer Commissie is daarop gewezen. Daartegenover staat het oordeel van een bevoegd Hoofd, die het volgende zegt: de plaats treden van ’t gewone aanscbouwings- en spreekonderwijs mag het zeker niet; ik meen mij niet te vergissen in de ervaring, dat de vaardigheid in ’t spreken in onze hoogere klasse ongunstig afsteekt bij vroeger, o. a. tengevolge der meer beperkte en eenzijdige spreekstofdie de les in ’t vormen enz. waarvoor een deel van den tijd voor spreken over allerlei aanschouwingen is ingeruimd, aanbiedt. Bovendien is de geschiktheid voor ’t teekenen in de 4e en hoogere

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1899 | | pagina 307