J 19 29 4 I 7°. Hoeveel zijn er wegens wangedrag of al te ongeregeld bezoek verwijderd jongensmeisjes. 8°. Hoe groot was gemiddeld liet verzuim Waren de redenen voor het verzuim te billijken 9°. Uit hoeveel klassen bestaat uwe school? 10°. Met hoeveel leerlingen is de cursus 1899/1900 aange vangen III. Byzonder Onderwijs. In 1899 werden opgeheven de jongensscholen van den Heer Visscher aan de Nieuwe-Uitleg, van den Heer Dam aan de Sweelinckstraat en van den Heer de Waaij aan de J.Pz. Coen- straat en ging de meisjesschool van Mej. van RijnSnoeclt te Scheveningen over aan Mej. S. van der Hegge Spies. Daartegenover werd één jongensschool opgericht in de van den Boschstraat, Hoofd de Heer II. F. van Rosmalen. De commissie ziet nauwkeurig toe dat geen onderwijs wordt gegeven tenzij door daartoe bevoegden, terwijl de leden zich door schoolbezoek zoo veel en zoo goed mogelijk op de hoogte stelden van het onderwijs zelve. Uit den aard der zaak kan het toezicht op het bijzonder onderwijs niet in zoo vele détails treden als dat op het openbaar onderwijs. Het bijzonder onderwijs moet roeien met de riemen die het heeft, en die riemen zijn wel eens wat kort; in den regel echter wordt gegeven wat redelijkerwijs kan gevraagd worden somtijds meer dan dat een en ander maakt dat het toezicht op dit onderwijs veel tact vereischt. Dat de commissie geen belang zoude stellen in het bijzonder onderwijs is een stelling die weleens ter sprake is gebracht, maar daarom nog niet bewezen en juist is. Zelfs in den Gemeenteraad, in de zitting van 9 Mei 1899, is der commissie verweten dat er in hare verslagen zoo weinig gezegd werd van het bijzonder onderwijs en zeide de geachte spreker, Jhr. Mr. van Asch van Wijdt, o.a. het volgende: «ik geloof dat het wel degelijk van belang is om te weten hoe de bijzondere scholen zijn ingericht; en daarom meen ik dat er in de commissie ook mannen gekozen moeten worden die niet alleen hunne sporen verdiend hebben op het gebied van staat en maat schappij, maar ook op het gebied van het lager onderwijs getoond hebben tijd en krachten daarvoor over te hebben.» Het was bij gelegenheid dat aan de orde was de benoeming van vijf leden der commissie dat deze woorden gesproken zijn. Deze aanval op de commissie werd in dezelfde zitting in welgekozen bewoordingen afgeslagen door de Heeren de Rrauiv en Moulon.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1899 | | pagina 323