19 - - 30 De eerste zeide o. a. het volgende: »ons geacht medelid schijnt in de meening te verkeeren, dat deze heeren door de commissie zijn aanbevolen omdat zij behooren tot denzelfden kring van personen waaruit de overige leden der commissie is samenge steld. Daarin vergist zich de Heer van Asch van Wijck. Verre weg de meeste leden der commissie kennen de hier aanbevolen candidate!) niet persoonlijk. Die heeren zijn voorgesteld omdat hun bekwaamheid bekend was, omdat men wist dat zij zich hier of elders met het onderwijs hadden bemoeid of tijd en lust hadden om zich ook in deze betrekking aan het onderwijs te wijden. De commissie heeft invloed en beteekenis, omdat Burgemeester en Wethouders hiermede aan de commissie advies in onderwijs zaken vragen en omdat zij zich veroorlooft ook zonder dat Burgemeester en Wethouders of den Raad van advies te dienen dat geeft resultaten en reden van bestaan aan die commissie. Nu kan ik den Heer van Asch tan Wijd; de verzekering geven, dat indien door de bestuurders van het bijzonder onderwijs bij de commissie adviezen werden ingewonnen, de commissie die zeker niet zou weigeren maar zelfs zeer op prijs zou stellen, dit is echter nimmer geschied en de Raad zal begrijpen dat de commissie haar adviezen aan die besturen niet opdringt. Ik be twijfel dan ook of de werkkring der commissie zon worden g wijzigd of uitgebreid, doordat personen in de commissie zoude worden benoemd, (initial zij voorstanders 'zijn van het bijzonder onderwijs.// En de heer Moulon zeide: ^Omtrent de beknoptheid van d» Commissie ter zake van het bijzonder onderwijs in haar verslag, kan ik den Raad eenige inlichting geven. Dat spruit volstrekt niet voort uit onverschilligheid of veronachtzaming. In tegendeel blijkt in elke vergadering die ik de eer heb bij te wonen, wanneer het schoolbezoek aan de orde is, dat ook de bijzondere scholen door Commissieleden worden bezocht. En hoe komt het, dat er in het verslag zoo weinig van voorkomt? Behalve het geen de heer de Ilraitw daarvan reeds heeft gezegd, heb ik ook nog dit mee te deelen dat bij het opmaken van haar verslag, de Commissie wat het openbaar lager onderwijs betreft, beschikt over even zoo veel verslagen als er scholen zijn, maar van de bijzondere scholen krijgt de Commissie nooit een verslag. Wat de Commissie daarvan zou kunnen zeggen, moet ze ont- leenen uit eigen waarneming en ieder begrijpt, hoe moeilijk sub jectieve waarneming van enkele leden tot een objectief verslag van de Commissie kan leiden. Men zal moeten toegeven dat de Commissie onder die omstandigheden geen mededeelingen kan doen met dat gezag als het geval is wanneer zij die mededee lingen grondt op verslagen van de hoofden der scholen. Uit de kortheid van het verslag omtrent het byzonder onderwijs moet

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1899 | | pagina 324