I I i I 20 1 i- r: n 1 T) iH houdt met de praktijk van zijn vak. Dit bracht mede vermeer dering van leeraarspersoneel. De daaraan noodzakelijk verbonden vermeerdering van uitgaven wist de Academie echter te be strijden door met ingang van 1 October 1.1. voor verschillende afdeelingen het schoolgeld te verhoogen. De hoofdleeraar E. Lacomblé zag zich na veertigjarig leeraar- schap genoodzaakt wegens zijn ziekelijken toestand ontslag uit zijne betrekking te nemen. In zijne plaats werd met 1 October 1899 de boetseerklasse toevertrouwd aan den beeldhouwer Odé. Van de overige leeraren gingen nog heen de heeren J.W. H. Berden, P. L. Wijndels de Jong, F. E. Eisen, E. J. Booms, M. C. Wente en J. Ros. Behalve reeds gemelde heer Odé, traden als nieuwe leeraren tot de inrichting toe de heeren C. J. Jes, L. J. Spijker, W. Neelmeijer, H. Boekholt, C. Keijzer, J. Midderigh, W. BeelenC. J. Rovers, en de dames A. G. Dyserinck en H. Holsboer. Aan het veertigste verslag der Academie, loopende over het jaar 1898/1899ontleenen wij het navolgende „In den afgeloopen wintercursus klom het gezamenlijk aantal „leerlingen, gelijk reeds vermeld werd, tot 837. „Met uitzondering van 26 leerlingen, die voor rekening van „leden het onderwijs genoten en van 25 gratisleerlingenwerd „van allen schoolgeld geheven. „Voortdurend blijft het aantal leerlingen dat, hetzij zich in „het schilderen naar gekleed en ontkleed model of naar stil levens oefenthetzij den cursus voor het examen M. O. volgt, „zich steeds uitbreiden. Ook nu spanden de vrouwelijke leer lingen met een aantal van 52 verreweg de kroon boven het „twaalftal mannelijke leerlingen. Ook de vrouwelijke adspiranten „voor de acte M. O., 52 in getal, stonden hier tegenover slechts „26 mannelijke leerlingen. Aan den dagcursus voor Kunstnijver- „heidsvakken namen drie en twintig mannelijke en 13 vrouwelijke „leerlingen deel. De namiddagcursus op Woensdag en Zaterdag „mocht op ?8 vrouwelijke en 15 mannelijke leerlingen bogen. „Gedurende den zomercursus daalde de dagcursus voor kunst- „nijverheidsvakken tot 9 vrouwelijke en 7 mannelijke leerlingen „een gewoon verschijnsel, daar de jeugdigde kunstnijveren des „zomers bij patroons arbeiden. De zomerochtendcursns voor „jeugdige bouwkundigen en timmerlieden werd door een 22 tal „bezocht. „In de Afdeeling A, le, 2e en 3e klasse, klom het aantal leerlingendie afwisselend naar draad- en meetkundige figuren ,en eenvoudige pleisterornamenten teekendentot 235. De af- „deeling 4, 5 en 6 bestond uit 92 leerlingen. Aan het vak- „teekenen namen 107 leerlingen deel. Tegenover het antiek „pleisterbeeld namen twintig teekenaars plaats. Slechts een „achttal leerlingen teekende des avsnds naar het levend model.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1899 | | pagina 442