25
den lieer Lacomblé werd den beeldhouwer
i 1 October 1899, de leiding der boetseer-
In den loop van dit Academiejaar, op 3 September jl., had
de A ademie den dood te betreuren van haar eere-lidden
kunstschilder David Bles, oud-leerling onzer instelling, veeibe-
gaafd kunstenaar, wiens fijn gedachte, buitengemeen geestig
opgevatte en smaakvol uitgevoerde zpdentafereelen zoo veel genot
schonken. In de plaats van dezen hoogst verdienstelijken kunstenaar
benoemde de Raad van Bestuur het oudste lid der firma Stork
te Hengelo, den heer 1). IV. Stork tot eere-lid, zoowel uit
erkenning van de groote diensten, welke genoemde firma door
hare milde schenking van modellen ten behoeve van het onderwijs
in het werktuigkundig teakenen aan het vakonderwijs op onze
Academie bewezen heeftals om de wijze waarop door haar het
verstrekken van degelijk vakonderwijs op hare fabriek en daar
buiten bevorderd wordt.
Tot leedwezen van den Raad van Bestuur zag de hoofdleeiaar
E. Lacomblé zich door zijn ziekelijken toestand verplicht, met
ingang van 1 April 1899, ontslag als hoofdleeraar in het boet-
seeren aan onze instelling aan te vragen. Onder dankbetuiging
voor de goede en langdurige diensten door den heer Lacomblé
tijdens zijn veertigjarig leeraarschap aan onze instelling bewezen
werd hem dat ontslag op de meest eervolle wijze verleend. Tevens
werd hem uit het Fonds der Godon-stichting een jaarlijksch
pensioen toegekend. Als zoodanig is de heer Lacomblé de eerste
leeraardie bij het nederleggen zijner betrekking in het genot
daarvan getreden is.
In de plaats van
Odémet ingang van
klasse toevertrouwd.
Eveneens werd aan den leeraar J. W. H. Berdendie tien
jaar lang op verdienstelijke wijze bouwkundig onderwijs gegeven
had, met ingang van 1 October 1899, op zijn verzoek, eervol
ontslag uit bovengenoemde betrekking verleend, tengevolge van
Bij den aanvang van den nieuwen cursus zal dus het vak-
teekenonderwijs algemeen ingevoerd worden en stelt de Raad
van Bestuur volle vertrouwen in het welslagen daarvan.
Bereikte men in het voorlaatste leerjaar het machtig cijfer
van 813 leerlingen, ditmaal werd ook dat nog overschreden en
klom tot 837 mannelijke en vrouwelijke leerlingen.
Even als het vorige jaar werd zelfs op gangen en portalen
beslag gelegd, om dit ontzagwekkende aantal leerlingen te
kunnen plaatsen. Tijdig zorgde de Raad van Bestuur, dat het
Gemeentebestuur van dezen steeds toenemenden stroom van
leerlingen verwittigd werd, opdat door verbouwing of het plaatsen
van een gebouw in den tuin, kunne voorzien worden in de
onmiskenbare behoefte aan grootere ruimte.