ii
I
H
Bijlage *24
I
f
I
i
1
1
’s-Gbavenhage, 21 Februari 1900.
P. de Wit
W. M. J. A. Pistoor
en P. Westerbaan
s
I
Ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 26 der
Verordening van 13 October 1880 (Verz. n’. 506), heeft het
Burgerlijk Armbestuur de eer den Gemeenteraad het navolgende
verslag aan te biedenbetreffende zijne verrichtingen in het
afgeloopen dienstjaar 1899.
Tot zijn leedwezen ziet het Armbestuur zich verplicht in
herinnering te brengenhet aftreden als lid van den Gemeente
raad en bijgevolg als lid zijner Commissie, van den Heer Mr.
C. P. D. Pape, wiens onverdeelde belangstelling en nauwgezet
heid in de behandeling der voorkomende onderwerpen en wiens
voorlichting gedurende een 20tal jaren zoo vaak der Commissie
ten goede kwamen, ten zeerste zijn gewaardeerd geworden.
Mochten de overige leden der Commissie, in de Raadsverga
dering van 5 Augustus 1899 opnieuw de eer eener herbenoeming
ervaren, daarbij werd tevens in de ontstaande vacature voorzien,
door de benoeming van den heer W. J. van Sandickterwijl de
heer Wethouder Jhr P. <J. II. Gevaerts van Simonshavenzich
bereidvaardig opnieuw met het Voorzitterschap heeft willen
belasten.
Met opzicht tot het personeel der ambtenarenvonden in den
loop des jaars een drietal vacaturen plaats en wel door het
overlijden van den heer A. Oldenburg op 8 Juni en dat van
den heer j. H. Keeven op 21 November, terwijl den heer H. Th.
C. Dill, op diens verzoek, met ingang van 1 November 1899
een eervol ontslag uit zijne betrekking als armenopzichter is
verleend geworden.
In die vacaturen werdenin verband met het inzenden dooi
het Burgerlijk Armbestuur van de bij Verordening voorgeschreven
aanbevelingen van twee personen, door Burgemeester en Wet
houders tot armenopzichter benoemd de heeren
met ingang van 1 luli 1899.
l November 1899.
1 Januari 1900.