55
I
i
T
I
Het onderzoek der Kamer bepaalde zich dus tot de wijze,
waarop in het wetsontwerp uitvoering is gegeven aan het be
ginsel en meer in het bijzonder achtte zij het haar taak de
bezwarenwelke tegen enkele onderdeden bij haar waren
gerezen, ter kennis van den minister te brengen
In de eerste plaats was de aandacht der Kamer gevestigd op
het ontbreken van bepalingen betreffende zoogenaamde hulpar-
beid. De memorie van toelichting geeft als reden van het niet
opnemen der verdeeling van den arbeid in gewonen- en hulpar-
beidgelijk die in andere wetgevingen (met name de Zwit-
schersche van 1877) wordt aangetroftende moeilijkheid om
ontduiking te constateeren.
Hoewel de Kamer dit bezwaar erkende, geloofde zij toch,
dat de uniformiteit, in het ontwerp van wet voorgestaan, tot
groote moeilijkheden aanleiding zou geven.
In inrichtingen, waar krachtwerktuigen worden gebezigd, zou
liet wel zonder uitzondering noodzakelijk zijndat de werklieden
die met de bediening enz. dier werktuigen belast zijn, voorden
aanvang van het eigenlijk gezegde bedrijf aan den arbeid gaan
terwijl hunne diensten ook eenigen tijd na het eindigen van den
arbeidstijd der andere werklieden geëischt worden.
Genoemd werden o. a. machinistenwier tegenwoordigheid
gedurende de uitoefening van het bedrijf niet kan gemist worden,
terwijl zij vóór den aanvang en na het einde daarvan verschil
lende werkzaamheden aan de machines moeten verrichten, welke
zoolang deze loopenniet kunnen worden gedaan.
De noodzakelijkheid, dat voor machinisten en dergelijke eene
afzonderlijke regeling werd getroffenwas de Kamer ook nog
uit andere oogpunten gebleken.
In het ontwerp van wet wordt aan het hoofd of de bestuur
ders eener fabriek of werkplaats het recht gegeven ook buiten
de wettelijke rusttijden arbeid te doen verrichten, doch zulks
slechts een beperkt aantal malen in een kalenderjaar (artt. 7 en 14).
Bij het gebruik van machines kwamen deze bepalingen te be
perkt voor met het oog op de reparation, welke soms in een
kort tijdsbestek herhaaldelijk en zonder dat vooraf vergunning
kan worden aangevraagd volgens art. 6 of 8, moeten worden gedaan.
Op deze gronden achtte de Kamer de opname van uitzonde
ringsbepalingen betreffende hulparbeid noodzakelijk.
Voorts achtte de Kamer art. 12 van het Ontwerp niet ruim
genoeg. Het daarin neergelegd beginseldat uitzonderingen
worden toegestaan voor sommige werkzaamheden in boter- en
kaasfabrieken en zulks op grond van het bederf, waaraan de
in die bedrijven verwerkte grondstoffen onderhevig zijnbehoorde
h. i. uitgebreid te worden tot al die bedrijven, waarin dagelijks
(dus ook Zondags) verrichte arbeid noodzakelijk is voor het
bedrijf. Als voorbeeld werden aangehaald de bierbrouwerijen,