55
vroeger door
neming van het wetsontwerp tot aanleg en onderhoud van een
visschershaven te Scheveningen.
VIII. Tot den Gemeenteraad van ’s Gravenhage naar aan
leiding van het feit, dat deze gemeente niet gelijk vele andere
steden in telephonische gemeenschap is gebracht met Duitschland.
Daar blijkens ingewonnen informatiën de reden hiervan was,
dat de telephoonverbindingen hier ter stede niet allen met
dubbele geleiding zijn aangelegd, drong de Kamer er op aan,
dat bij verlenging der op 1 Juli 1900 afloopende concessie van
de Nederlandsehe Bell-Telephoon-Maatschappij of bij het nemen
van den telephoondienst in eigen beheer bij de gemeente, zoo
danige maatregelen zouden worden genomen als noodig zouden
zijn om ’s Gravenhage met die naburige landen in telephonische
gemeenschap te brengenwaarmede zulks ten opzichte van
andere steden het geval is.
IX. Tot den Minister van Justitie met verzoek de totstand
koming der wet bedoeld in het eerste lid van art. 152 der
Grondwet en het add. art. V te bevorderen.
Na herinnerd te hebben aan verschillende,
anderen te dezer zake ingediende adressendeelde de Kamer
mede, dat de aanleiding, dat zij juist thans weder op dit
onderwerp terug kwam, was gelegen in een adres van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Nijmegen aan den Minister
van Binnenlandsche Zakenwaarin wordt aangedrongen op in
voering eener keuring van Rijkswege van veevleesch en
andere voedingsmiddelen.
De Kamer wees er opdat thans reeds door de gemeente
lijke keuring door belanghebbenden veel schade wordt geleden
en dat zulks nog in veel sterker mate het geval zal zijn na
invoering eener Rijkskeuring. Ten bewijze dat inderdaad reeds
nu door gemeentelijke keuring groote schade wordt geleden,
werd aangevoerd, dat de Vereeuiging ter bevordering van het
Handelsverkeer aan de Amsterdamsche Varkenmarkt in het
abattoir te Amsterdam door de keuring op tuberculose eene
schade leed van f 5573.25 over 95/96, van 7846.435 over
96/97 en van 10,225.26 over 97/98.
Hoe gewenscht dus in vele opzichten de Kamer invoering
eener Rijkskeuring mocht achten, allereerst was h. i. noodig,
dat het beginsel, in het eerste lid van art. 152 der Grondwet
neergelegd, tot praktische toepassing kwam.
X. Tot den Minister van Justitie om adhaesie te betuigen
aan het adres der Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Rotterdam betreffende de toename van het aantal winkels, waar
door uitloving van premiën en toegiften of het organiseeren
van loterijen klanten worden gelokt.
De verklaring door Zijne Excellentie in de Tweede Kamer