55
I
te
I
Om verschillende redenen verleende deKamergeenadhaesieaan:
I. Een adres der Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Breda aan de Tweede Kamer der Staten-Generaalbetreffende
de wenschelijkheid van afschaffing der invoerrechten tusschen
Nederland en zijne koloniën.
II. Een adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Appingadam aan Hunne Excellentiën de Ministers van Wa
terstaat, Handel en Nijverheid en van Binnenlandschè Zaken,
Gedeputeerde Staten in de provinciënGemeentebesturen en
afgelegd, dat bij de novelle van het Wetboek van Strafrecht
een regeling dezer materie zal worden voorgesteldwas door
de Kamer met ingenomenheid begroet.
XI. Tot den Raad van Administratie der Hollandsche Ijzeren
Spoorweg Maatschappij naar aanleiding van een tot den Raad
gericht adres van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Alkmaar, waarbij werd aangedrongen op wijziging der regle
mentaire bepalingen betreffende de voor één dag geldige retour-
biljettendie voor enkele trajecten worden uitgegeven.
De bezwaren in dat adres aangevoerd erkennende, was de
Kamer van meening, dat het verlangen der Alkmaarsche Kamer
n.l. uitbreiding der geldigheid van ééndaagsche retourbiljetten,
wat de terugreis betreft, tot alle treinen te ver ging. Billijk
zou het h. i. echter zijn, dat van hen, die voor de terugreis
niet van een der voor die speciale retourbiljetten aangewezen
treinen gebruik kunnen maken, werd gevraagd bijbetaling van
het verschil in prijs tusschen bet speciale retourbiljet en het
gewone retourbiljet
XII. Tot den Gemeenteraad van’s Gravenhage naar aanleiding
van de moeilijkhedendie de scheepvaart ondervindt door de
spuiing in de grachten.
De sterke stroom, welke door de spuiing ontstaat op plaatsen,
waar door bruggen en andere kunstwerken de breedte van het
vaarwater wordt verminderdbemoeilijkt ten zeerste de voort
beweging van vaartuigen in tegengestelde richting; het gevolg
hiervan is tevens dat door het inslaan van haken schade
wordt toegebracht aan de schoeiingen van nabij de bedoelde
plaatsen gelegen perceelen, aan de gemeente of aan particulieren
toebehoorende.
Naar de meening der Kamer zou door het plaatsen van palen
in het water of op den wal aan deze bezwaren kunnen worden
tegemoetgekomen.
Aan den Raad werd daarom verzocht zoodanige maatregelen
te nemen, als naar zijn oordeel zoude kunnen strekken tot
wegneming der genoemde bezwaren.