I I i 20 Met den nieuwen cursus op 1 September 1900 werden tot tijdelijke leeraren benoemd de heeren B. H. Boers, voor Wiskunde (8 lesuren per week); Dr. J F. van Bemmelen, voor Plant- en Dierkunde (10 uren per week); Mr. II. J. van Lier, voor Staatsinrichting (5 uren per week); B. van der Esch, voor Hoogduitsche taal (27* uren per week), sedert tot definitief leeraar benoemd J. P. Hey ligers, voor Hoogduitsche taal (3 uren per week). De leeraar in Staatsinrichting, Mr. P. M. von Baumhauer, verzocht wegens uitbreiding zijner werkzaamheden aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, ontheffing van de verplichting tot het geven van onderwijs aan de school met drie jarigen cursus. De heer C. G. Kaakebeen werd wederom door Burgemeester en Wethouders belast met het geven van onderwijs in de Hoogduitsche taal aan eene afdeeling der 3e klasse. De leeraren A Swets (Aardrijkskunde C. Timmermans (Franscli), C. G. Baerends (Gymnastiek) en dr II C. Los (Wis- en Natuurkunde) ontvingen van Burgemeester en Wet houder de opdracht om onderwijs te geven aan de in de Raamstraat onder dak gebrachte afdeelingen van de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus. Uit het vorenstaande blijkt, dat nog veelvuldig gebruik moest worden gemaakt van de diensten van tijdelijke leeraren. De Commissie van Toezicht zou het op den duur nadeelig voor het onderwijs achten, indien op dezen weg moest worden voort gegaan. Door het veel en langdurig bezigen van tijdelijke leeraren en het telken jare vernieuwen hunner tijdelijke aan stelling, wordt voedsel gegeven aan de meening, dat die leeraren door het feit hunner werkzaamheid aan de school gedurende eenige jaren, aanspraken verkrijgen op definitieve aanstelling, zoodat zij billijkheidshalve behooren te worden benoemd, wanneer een plaats openkomt Is deze meening al onjuist, omdat de jaarlijksche hernieuwing der tijdelijke aan stelling den belanghebbende reeds er op wijst, dat men slechts tijdelijk van zijne diensten wenscht gebruik te maken, zij levert in hare gevolgen een gevaar op voor de school omdat aan tijdelijke leeraren andere eischen worden gesteld dan aan defi nitief te benoemen: immers, stelt men zich voor de vervulling van een tijdelijk leeraarschap tevreden met een docent, wiens studiën en persoonlijkheid het vermoeden wettigen, dat hij geschikt zal worden bevonden; bij de aanstelling van een definitief leeraar moet men eene keuze kunnen doen uit hen, die door hunne werkzaamheid aan andere middelbare scholen, bewezen hebben te behooren tot de gesr.hiklslen in den lande. Daarop is thans veelal niet te rekenen, en integendeel dreigt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1900 | | pagina 443