22
2. De wet tot regeling
Opnieuw door Burgemeester en Wethouders geraadpleegd
over de wenschelijkheidin plaats van 2, 3 vrije middagen
aan de leerlingen te geven, ten behoeve van het godsdienst
onderwijs, adviseerden wij wederom ongunstig, na vooraf, bij
circulairede meening van ouders of voogden van de leerlingen
te hebben ingewonnen. Verandering in den bestaanden toestand
is daarop niet gebracht.
Nadat wij ontwerpen daartoe hadden ingediend, werden, bij
gemeenteverordening van 19 Aprilbepalingen vastgesteld
regelende de toelating van ^toehoorders voor één of meer
vakken» en werd, bij verordening van denzelfden datum, het
voor dezen te betalen schoolgeld geregeld. Beide verordeningen
traden met 1 September in werking.
Burgemeester en Wethouders steldenom bericht en raad in
onze handen een brief van den Rector, waarin de wenschelijk
heid werd betoogd het schoolgeld in te vorderen bij den aan
vang van elk kwartaal in plaats van bij het einde, zooals tot
toen gebruikelijk was. Wij antwoordden dat daartegen bij ons
College geene bezwaren bestondendoch voegden daaraan toe
dat het ons evenwel zeer wensehelijk voorkwam, dat dan
tevens, voor de ouders van de tegenwoordige leerlingen, een
overgangsmaatregel zou worden genomenter voorkomingdat
eenmaal 2 termijnen van het schoolgeld te gelijk zouden moeten
worden betaald.
Een staatvermeldende de verordeningen en reglementen
ten opzichte van het Gymnasium volgt hierachter als Bijlage I.
van het honger onderwijs, organieke
verordeningenreglementeninstructies enz.
College wist te handhaven. Volkomen eerbiedigende de goede
redenen, die hem tot het nederleggen van zijne betrekking
bewogen, betreuren wij het, hem als lid en voorzitter van ons
College te moeten missen.
In zijne plaats benoemde de Gemeenteraadbij besluit van
23 October, tot curator: dr. H. J. de Dompièrre deChaufepié,
die den 17den November zitting nam.
Tot onder-voorzitter in de plaats van den Heer Star Numan
werd in de vergadering van 10 Februari gekozen Jhr. Mr. 1)
G. van Teylingen.
Ter vergadering van 15 September werd hij, in de plaats
van den Heer van Meerbeke, tot voorzitter en Jhr. Mr. C. H.
Beelaerts van Blokland, in zijne plaats tot ondervoorzitter ge
kozen. Beiden aanvaardden die betrekkingen.