22
I
Aan den leeraar Brakman verleenden wij een verlof van 1
September tot 1 September 1901 teneinde hem in staat te
stellen, in opdracht van het Philologisch Studiefonds te Utrecht
eene studiereis te maken in Italië en Griekenland. Met goed
keuring van Burgemeester en Wethouders droegen wij de waar
neming van zijn dienst, gedurende dat tijdvak, buiten bezwaar
van de gemeentekas, op aan den heer Dr. W Meerum Terwogt
wiens tijdelijke aanstelling als leeraar aan het Gymnasium met
,31 Augustus 1900 verstreek.
In de plaats van laatstgenoemde werd, bij Raadsbesluit van
16 October, benoemd Dr. J. G. van Peschte 's-Gravenhage
dien wij, met Dr. O. Schreuders te Haarlem als No. 2, hadden
aanbevolen.
Zijne aanstelling, om onderwijs te geven in Grieksche en
Latijnsche taal en letterkunde en geschiedenis, geschiedde voor
het tijdvak van 1 November tot 1 September 1901op eene
jaarwedde van 1700, namelijk f 600 meer dan het bedrag
dat zijn voorganger ontving, omdat hem 6 uren per week meer
onderwijs werden opgedragen, ten gevolge van de noodzakelijk
geworden splitsing in 2 parallelklassen van afdeeling A der
5e klasse, die met 1 September meer dan 24 leerlingen telde.
Naar aanleiding van die, door de wet gevorderde splitsing
hadden wij, met goedkeuring van Burgemeester en Wethouders
aan den heer van Pesch de waarneming van den dienst van
den te benoemen leeraar opgedragen, van het tijdvak van 1
September tot 1 November. Overigens kon voor de uitbreiding
van het onderwijs aan de 5e klasse, met het reeds aan het
gymnasium verbonden personeel worden volstaan.
Door Burgemeester en Wethouders werd om advies aan ons
College verzonden een brief van den Minister van Binnenlandsche
Zakenmet verzoekgoed te keurendat de leeraar Sunier
zitting zou nemen in de Commissie voor het afnemen van de
examens voor de akte Fransch M. O. Zijne Excellentie voegde
daaraan toe, dat van de diensten van den heer Sunier alleen dan
gebruik zou worden gemaakt, wanneer hij geene werkzaam
heden aan het Gymnasium zou hebben te verrichten. Wij ant
woordden, dat er, naar onze meening, geen bezwaar tegen de
benoeming bestond nu de Minister uitdrukkelijk voormelde ver
klaring aflegde.
Eene nadere toelichting van ons, in het verslag over het
vorige jaar vermeld verzoek tot het verleenen van schadeloos
stelling aan den concierge voor verlies van batenten gevolge
van het ophouden van het medegebruik van het Gymnasium
voor het onderwijs in natuurkunde, scheikunde en warenkennis
aan de Krijgsschool voor ofiicieren leidde er toedatgelet
op het Raadsbesluit van 13 Maart, door Burgemeester en Wet
houders, bij besluit van 16 19 Maart d. a. v.werd bepaald,