1
I
ir
Bijlage
EEN EN VEERTIGSTE VERSLAG van den toestand
der Academie rail lle/ldende Kunsten te ’s-Gravenhage
over 1899—1900.
Bij een terugblik op het afgeloopen leerjaar is het overlijden
van den mandie zijne groote liefde voor onze Academie met
terdaad getoond heeft, zeker een der treffendste gebeurtenissen.
De heer A. P. Godon, die bijna een kwarteeuw zijn tijd en
krachten aan de Academie gewijd heeft, had onze instelling
zoo lief, dat hij reeds bij zijn leven een pensioenfonds stichtte
voor de leeraren en eene studiebeurs voor verdienstelijke leer
lingen, aan welke fundatiën na zijn overlijden een aanzienlijk
kapitaal is ten deel gevallen.
Als Voorzitter-penningmeester was hij sedert 1875 de wak
kere, onvermoeide beheerder, wien niets ontging, die op de
hem eigenaardige wijze alles onderzocht en die door zijn prak-
tischen blik, nuchter verstand en zeldzame menschenkennis
in velerlei verbetering bracht.
Het lot van den werkman te verbeteren en den ijver voor
het ambacht in de kunstnijverheidsvakken te prikkelen en te
bevorderenwas bovenal zijn streven. In de Academie vond
hij voor dit doel een rijk arbeidsveld. En toen het den waar-
digen Voorzitter op zijn 80sten jaardag, 7 Januari 1896, zoo
ruimschoots bleekwelk eene populariteit hij bereikt had en
hoe talloozen zich in zijn feest verheugden, mocht hij tevens
reeds rijpe vruchten van zijn arbeid aanschouwen.
Godon’s naam en daden zullen bij de Haagsche Academie in
trouwe herinnering bijven.
Waren dus in de Algemeene Vergadering van 10 October
1899 de aftredende bestuursleden, de heeren A. P. Godon,
C. Bisschop, H. P. Mutters Jr. en Mr. F. von Weckheblin
met algemeene stemmen herkozen, het overlijden van den waar-
digen Voorzitter-penningmeester op 11 December 1899 had ten
gevolge, dat op 18 Januari 1900 eene algemeene vergadering
werd uitgeschrevenwaarin twee leden zouden worden gekozen.
In de eerste plaats wenschte de Raad een vervanger van den
heer Godon te doen kiezenmaar tevens achtte men het doel
matig gebruik te maken van de bevoegdheidwelke het Re
glement geeft, om den Raad van Bestuur uit tien leden te
doen bestaanzoodat er twee nieuwe leden gekozen zouden
worden. Met algemeene stemmen verkoos de vergadering daar
toe de heeren Mr. W. J. Snouck Hvbgbonje te 's Gravenhage