25 en den heer A. Le Comte te Delft, welke beide heeren de benoeming aanvaardden. In eene bestuursvergadering van 9 Fe bruari jl. werd toen het Voorzitterschap den heer Skovck Hvrgronje opgedragen, terwijl de heer vos Weckherlin voorloopig het penningmeesterschap aanvaardde. Onder voor de Academie niet zeer gunstige omstandigheden aanvaardden de heeren Snouck Hurgronje en LeComte het bestuurderschap. Want al moge de stroom- van leerlingen on verminderd blijven en alles de onmisbaarheid onzer instelling aantoonen de fitiantiëele krachten waarover de Academie beschikt, staan niet in evenredigheid tot hetgeen onontbeerlijk is om het geheele leerplan Hink en deugdelijk ten uitvoer te brengen en den leeraren eene behoorlijke bezoldiging te ver zekeren. Wat het gebrek aan plaatsruimte betreft, hetwelk in de maanden October en November zich zoodanig deed gevoelen, dat men leerlingen moest afwijzen, daarin is sedert door het Stedelijk Bestuur verbetering gebracht door den aanbouw van twee ruimeHink verlichte zalen boven de beide lokalenaan weerszijden van de groote zaal gelegen. De bestaande twee zijzalen hebben door de verbouwing in plaats van bovenlicht, gelijk het geval was, zijlicht ontvangen, zoodat zij evengoed des daags als des avonds bruikbaar blijven, terwijl daarboven twee nieuwe zalen met uitstekend bovenlicht verkregen zijn, waarin ongetwijfeld een zeer groot aantal leer lingen plaats zal vinden. Waar het aantal leerlingen aangroeitmoet ook de staf van leeraren daarmede in verhouding gebracht worden. En hoe ge zegend zulk een vooruitgang moge zijn, er valt eene zware schaduw op, indien daarbij ook de baten niet in verhouding tot de toenemende lasten stijgen. Men moge met voldoening op het hooge cijfer van ruim 800 leerlingen en 46 leeraren wijzen wanneer de inkomsten niet in gelijke mate met die aanhoudende uitbreiding toenemen, dan wordt zulk een voor uitgang eene bron van voortdurende bezorgdheid en inspanning voor de bestuurderen. Vóóralwanneer deze zich niet bij machte gevoelenhet leeraarspersoneel zoodanige bezoldiging toe te leggenals waarop het in billijkheid aanspraak maken mag. Elk j de traditioneele klacht, dat het komsten jaarverslag betreffende onze instelling bevat dan ook I,.--1 1 t men tnet de karig toegemeten baten ónmogelijke moest trachten te doen om uitgaven met in- in overeenstemming te brengen. Leermiddelenhoe noodwendig ook, kunnen niet worden aangeschaft, omdat men buiten staat is die te bekostigen. Toen nu in 1898 besloten werdhet vakteeken-onderwijs in te voeren, waarvoor al dadelijk het aantal leeraren vermeerderd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1900 | | pagina 487