I
Bijlage 24
’s-Graveniiage, 27 Februari 1901.
Ter voldoening aan het voorschrift, vervat in art. 26 der
Verordening van 13 October 1880 (Verz. n°. 506), heeft het
Burgerlijk Armbestuur de eer den Gemeenteraad het navolgende
verslag aan te bieden, betreffende zijne verrichtingen in het
afgeloopen dienstjaar 1900.
Vooraf zij in herinnering gebracht, dat de heer Jhr. P. O. H.
Gevaerts van Simonshaven door het nederleggen der betrekking
van Wethouder der Gemeente tevens is afgetreden als Voor
zitter van het Burgerlijk Armbestuur, in welke bediening door
Z.ILW.Geb. de belangen der Gemeente, zoowel als die der
armen, door voorlichting en medewerking steeds met de meeste
belangstelling en zorg werden behandeld en door de Commissie
ten zeerste zijn gewaardeerd geworden.
Nadat die Commissie in de Raadsvergadering van 4 September
1900, opnieuw de eer eener herbenoeming mocht ervaren,
heeft de heer Wethouder G. de Wijs, die bij Raadsbesluit van
23 October tot Wethouder werd benoemd, op uitnoodiging van
den heer Burgemeester zich wel met het Voorzitterschap dezer
Commissie willen belasten.
In het personeel der ambtenaren hadden geene mutatiën plaats.
Wat intussehen den algemeenen toestand van het armwezen
der Gemeente over 1900 betreft, mag deze niet ongunstig ge
noemd worden met het oog op de steeds toenemende bevolking
der Gemeentewaarmede het aantal behoeftigen en bedeelden
moet worden in verband gebracht.
Uit de hier later volgende opgaven kan dan ook blijken,
dat het totaalcijfer der bedeelden in verhouding tot dat van het
vorige jaar weder minder is geweest, terwijl de kosten van onder
houd in het algemeen lager zijntengevolge van het vertrek
van verscheidene gezinnen naar elders waar zij werk bekwamen.
Tot de gewone vermelding van eenige bijzonderheden over
gaande, vestigt het Burgerlijk Armbestuur de aandacht op het
navolgende
Bij de eerste uitdeeling in Januari 1900 wees de lijst der