Bijlage 52
AFSCHRIFT van het Verslag over 1900 van de
Afdeeting ’s-Gravenhage der Vereeniging ter
bevordering van Fabriek s- en Handwerksnijver-
heid in Nederland.
Het Bestuur der Afdeeling onderging in den loop van 1900
eenige wijzigingen en was aan het slot van dit jaar samengesteld
als volgt
Mr. A. J. E. A. Bik, Voorzitter, Dr. W. P. RuijschOnder
voorzitter, Dr. J. Roeters van Lennep, Penningmeester, A. W.
van Malsen, H. M. Enthoven, H. VV. Nicolaï en Mr. F. II.
Gerritsen, Secretaris.
Gedurende het afgeloopen jaar traden 10 nieuwe leden toe,
zoodat aan het einde van 1900 de afdeeling 122 leden telde.
Er werden in 1900 vijf vergaderingen gehouden en wel op
20 Februari, 12 April, 30 April, 15 Mei en 20 December.
In de eerstgemelde vergadering hield de heer L. H. M.
Hartogh Heijs, mijnbouwkundige uit Amsterdam eene lezing
over de «Goudindustrie».
In de vergaderingen van 12 en 30 April werden debatten ge
voerd over de navolgende onderwerpen
1°. Door welke middelen kan het zeevisschersbedrijf tot
bloei worden gebracht, en hoe behoort in verband hiermede
een visschershaven te worden geëxploiteerd.
2°. Wat is de oorzaak dat tal van machines, welke in ons
land ruime toepassing vindenzooals landbouwwerktuigen
machines voor hout- en metaalbewerking en dergelijkenniet
in ons land worden vervaardigd?
Bestaat er mogelijkheid dat hierin verandering komt?
3°. Op de Hoogere Burgerscholen wordt onderwijs gegeven
in schoonschrijven en boekhouden. Ware het niet gewenscht
voor de opleiding van den aanstaanden industriëel en koopman,
dat de stenographic als leervak werd opgenomen?
Als inleiders traden op voor het le vraagpunt de heer J.
Zwier Visser, directeur der Nederlandsche Visscherijvereeniging
te Alkmaar. Voor het 2e de heer G. Barger, ingenieur te
’s-Gravenhage, voor het 3e de heeren F. Tijmstra, directeur
der middelbare school voor handel en administratie en J. L.
Wérij, leeraar in de Stenographic, beiden te ’s-Gravenhage.