25 VERSLAG DEK DUINWATERLEIDING. zonder Aa/i.s van stoornis te laten doorgaan, hetgeen het gemak kelijkst en het zekerst te bereiken was door zeer lage water standen in de prise d’eau, zooals hieronder zal worden aangetoond. Om deze lage waterstanden teweeg te brengen, werd niet alleen het achterste gedeelte van den watervang met de daarop uit komende zijspranken afgesloten, maar werden ook. alle andere voedingsleidingen door afsluiting buiten werking gesteld zoodat dientengevolge de waterstanden in de hoofdader voortdurend lager bleven dan 2 M. 4- DP., en somtijds het peil van 3.25 M. -i- DP. bereikten. Op die wijze ontstond de mogelijkheid om de sleuven, waarin de draiueerinrichtingen moesten aangebracht worden, droog te houden met de gewone locomobielen terwijl zonder de boven genoemde maatregelen een zeer kostbaar materieel en een zeer kostbaren aanleg onvermijdelijk zou zijn geweest. Tevens had deze werkwijze het voordeel dat, terwijl de uit voering van het werk geheel afhankelijk was van de geregelde waterlevering naar de stad, deze daarentegen geheel onafhan kelijk was van mogelijke tegenspoeden bij het werk en werd op deze wijze het bovenvermelde doel bereikt, dat elke kans van dienststooruis als gevolg van de uitvoering van het werk geheel werd weggenomen. De goede uitkomsten van de gevolgde werkwijze gaf mij aanleiding dezelfde methode toe te passen, toen na de voltooiing der werken in den omtrek van het Pompstation in 1898, zooals bovenvermeld, de eindelijke afwerking van de hoofdader werd ter hand genomen. In den aanvang was de loop van dit werk eveneens zeer voorspoedig, totdat in het voorjaar van 1900 moeielijkheden werden ondervonden tengevolge van deu grooten opwaartschen druk van het grondwater in de diepere lagen, waarin gewerkt moest worden (5.50 M -r DP.) In den aanvang kwam men deze moeielijkheid te boven door het inspuiten van grootere of kleinere hoeveelheden schelpen of rivierzand, doch langzamerhand openbaarden zich in den sleufbodem (tusschen de damplanken) belangrijke zand-wellen en werd op het laatst de opwaartsche druk van het water zoo sterk, dat de bodem van de bekisting naar boven werd geperst, waardoor aanzienlijke grondverschuivingen ontstonden, die niet alleen den arbeid van verschillendo weken bedierven, maar tevens ernstig gevaar deden ontstaan voor het arbeidend per soneel. Om dit ongerief te overwinnen werden tot op de grootste diepte der wellen geperforeerde buizen in den bodem gebracht door welke het naar boven opdringende water zijn weg kon vinden en werd daardoor de opwaartsche waterdruk op den bodem van de sleuf opgeheven en het bovengenoemd „water- bezwaar” geheel weggenomen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1901 | | pagina 205