te
I
- i
-1
I
■i
iii
43
VEBSLAG DEB DUIN WATEBLEIDING.
Het gemiddelde cijfer van het aantal bacteriën in het stads-
leidingwater is juist voor beide bacteriesoorten 2 malen zoo groot
als in het voorgaande jaar.
Het is niet wel mogelijk de reden hiervan op te geven.
Wanneer toevallig in het buizennet van de buurt, waar het
water genomen is, kort te voren veel reparatie geweest is of
nieuwe buizen gelegd zijn, is dit b. v. reeds een reden voor
een hoog bacteriëngehalte, gelijk o. a. gevonden is den 13den
Maart 1901. Toen bevatte het leidingwater 276 niel-vervloeiende
255 niet-vervloeiende per 1 cM3.tegen 1569 in 1900,
93 vervloeiende 1 224 1900.
Het gefiltreerde water der filters 1, 3 en 5 (vroeger genaamd
i
Oost filters') bevatte in 1901 gemiddeld:
13 niet-vervloeiende per 1 cM3.tegen 70 in 1900,
6 vervloeiende 1 12 1900.
Het gefiltreerde water der filters 2, 4 en 6 (vroeger genaamd
West filters) bevatte in 1901 gemiddeld:
in de genomen proeven minder bacteriën gevonden, dan in het
voorgaande jaar.
De grootste schommelingen in het bacteriëngehalte vindt men
begrijpelijkerwijs in het open kanaal. Dit gehalte is nl. in bui
tengewone mate afhankelijk van stilstand of beweging van het
water, wind, droogte, regen, zon enz.
Het gefiltreerde water der filters heeft steeds een zeer laag
gehalte aan bacteriën getoond. De gemiddelde cijfers van 13
en 6 voor de filters 1, 3 en 5, van 65 en 36 voor de filters 2,
4 en 6 toont dit voldoende aan, en stelt tegenover de gemid
delde cijfers van het ongefiltreerde water, nl. 671 en 174 der
filters 1, 3 en 5 en van 255 en 93 der filters 2,4 en 6, de zeer
voldoende werking der filters duidelijk in het licht.
De ongeveer gelijke verhouding van niet-vervloeiende en ver
vloeiende bacteriën van de gemiddelde der onderzoekingen van
hét gefiltreerde water der filters 1, 3 en 5 en 2, 4 en 6, zijnde
die van 2 tot 1, toont tevens de gelijkmatigheid der iiltreer-
werking aan en een ongeveer constant zijn van de ontwikkeling
der beide bacteriesoorten in het water.
De filters 1, 3 en 5 hebben evenwel gedecideerd beter ge
werkt dan de filters 2. 4 en 6. Het gefiltreerde water der laatste
filters bevat nl. 5 a 6 malen zooveel bacteriën dan dat der
eerste, bij een gehalte aan minder bacteriën in het ongefiltreerde
water dierzelfde filters.
Het gemiddelde cijfer
65 niet-vervloeiende per 1 cM3., tegen 34 in 1900,
36 vervloeiende 1 16 1900.
Het water in de sladsleiding bevatte in 1901 gemiddeld:
82 niet-vervloeiende per 1 cM3., tegen 41 in 1900,
17 vervloeiende 1 8 1900.
Behalve in het gefiltreerde water van de Westfilters en in het
water van de stadsleiding zijn dus in dit jaar over ’t algemeen