I
I
Verslag Lager Onderwijs.
25
geschiktheid en de toewijding der onderwijzeressen.
■l
IV. Bewaarscholen.
Algenieene opmerkingen.
De Commissie van Toezicht bezocht de verschillende Bewaar
scholen met tweëerlei doel: ten eerste, om zich op de hoogte
te honden van den toestand van het onderwijs en den arbeid
van het personeel en ten tweede, om een onderzoek in te stellen
naar de theoretische en practische geschiktheid van de onder
wijzeressen die voor een openvallende betrekking in aanmerking
wenschen te komen. De Commissie is van oordeel, dat de
verordening regelende de benoeming en bevordering der onder
wijzeressen aanleiding geeft tot veel onnoodig werk van de zijde
der Commissie en van die der onderwijzeressen. Volgens de thans
geldende bepalingen kunnen bij een vacature alle onderwijzeressen
van lageren rang, die de vereischte akte bezittenmededingen.
Daar bijna alle onderwijzeressen de hoofdakte hebben verkregen,
kunnen ook voor hoogere rangen bijna alle onderwijzeressen
van lageren rang aan het vergelijkend onderzoek deelnemen.
De Commissie zou het een groote verbetering achten,
indien voor de vervulling eener vacture van zekeren rang alleen
de onderwijzeressen van den daaropvolgenden lageren rang in
aanmerking konden komen.
Onderwijzend Personeel.
Tabel K vermeldt de namen van de Hoofden, de Onder
wijzeressen en de Kweekelingen der verschillende Bewaarscholen.
De Commissie onderschrijft gaarne het oordeel der Hoofden,
waar deze over het geheel zeer gunstig rapporteeren over de
De geest van samenwerking tusschen het hoofd en het onder
hem werkzaam personeel was aan alle scholen zonder uitzondering,
waaromtrent bericht inkwam, bij voortdu ing uitstekendbehalve
samensprekingen met lederen onderwijzer afzonderlijk, wanneer
dit noodig bleek, werden over het algemeen meer dan aan
openbare scholen op gezette tijden schoolvergaderingen gehouden.
Aan de scholen van het St. Willebrordusgesticht hebben zoodanige
vergaderingen zelfs eens per week plaats.
Ook wordt zooveel mogelijk vastgehouden aan den regel, dat
de onderwijzer met zijne klasse behoort op te schuiven naar de
hoogere klasse.
Verzuim van leerlingen wegens ziekte kwam, vooral in de
laatste maanden des jaars, nogal eens voor, verzuim uit hoofde
van familiefeesten of, aan de kostelooze scholentengevolge
van armoede een enkele maal, willekeurig verzuim overigens
bijna nimmer. Omtrent de werking van de leerplichtwet luidde
het voorloopig oordeel dan ook niet anders dan ten aanzien van
de openbare scholen reeds werd vermeld.