f 13 P. Recourt, Voorzitter. F. Dikshoorn, Secretaris. Aan het denkbeeld van huisbezoek door de Commissieleden meende de Commissie geen gevolg te moeten geven, daar zij in hare afdeeling van den invloed die het zou kunnen uitoefenen geen gunstige gevolgen verwachtte. Uit de besprekingen met de ouders bleek de Commissie: 1°. dat in verscheidene gevallen, de inkomsten van het gezin van dien aard waren dat in de noodige behoeften voor groote gezinnen niet geregeld kon worden voorzien; 2°. dat veelvuldig meisjes van 10 tot 13 jaren door de moeder tot hulp in de huishouding werden thuis gehouden; 3°. dat in sommige gevallen HII. geneeskundigen weigerden ter wille van de Leerplichtwet eene verklaring af te geven of een kind al dan niet school kon gaan; 4°. dat voor een groot deel de ouders, doch voornamelijk de moeder niet de noodige zorg aan hunne kinderen besteedden; 5°. dat in vele gezinnen geen orde of tucht in voldoende mate heerschten. In vele van deze gevallen wist de Commissie door ernstige bespreking met de ouders bij hen het voornemen op te wekken in het vervolg hunne plichten jegens hunne kinderen beter na te komen, doch waar armoede werkelijk de oorzaak van school verzuim was, stond de Commissie machteloos. Daarom spreekt zij den wensch uitdat de Gemeente gebruik moge maken van de bevoegdheid haar bij art. 35 der Leer plichtwet toegekend. Aldus vastgesteld door de Commissie tot wering van school verzuim in de 3e afdeeling, in hare buitengewone vergadering van den zesden Februari negentien honderd twee. (3e Afd.) VERSLAG V. D. COM. TOT WERING VAN SCHOOLVERZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1901 | | pagina 490