(4e Afd.) verslag v. d. com. tot wering van schoolverz. i 17 en o.a. besproken sen als moeder uit werken gaat, of ook om boodschappen huiswerk te verrichtenmachteloosheid van den vader tegenover zijne vrouw in zake de kinderen; het door werkeloosheid enz. niet kunnen betalen van het schoolgeld; terwijl aan de com missie uit het onderzoek gebleken is de onverschilligheid van sommige ouders omtrent de opvoeding hunner kinderen, terwijl anderen dikwijls trachten er zoo vroeg mogelijk reeds voordeel van te trekken. Door de commissie zijn in hare vergaderingen de volgende punten: 1°. Of het niet wenschelijk zou zijn dat door Burgemeester en Wethouders aan elke commissie of aan eene commissie uit de zeven commissies een geldelijk bedrag werd verstrekt, ten einde daaruit bij gebleken werkelijke behoefte der leerlingen aan schoeisel en kleeding, eenige hulp te verstrekken, opdat de commissies, nevens haar vermanend optreden, ook hulpbiedend zullen kunnen handelen, wat zeer zeker tot meer populairmaking der wet op den leerplicht zou leiden; 2°. Of het niet wenschelijk zou zijn dat Burgemeester en Wethouders aan de geneesheeren het verzoek deden om eenige meerdere bereidwilligheid in het afgeven van bewijzen aan de ouders van ziek zijnde kinderen, ter overtuiging van de hoofden der scholen. Een gedrukt formulier, dat de dokter slechts heeft te onderteekenen, zou naar de meening der commissie zeer nuttig zijn; 3°. Dat artikel 5 der verordening regelende de schoolgeld- beffing in deze gemeente, waarin wordt bepaald dat leerlingen, wier ouders nalatig blijven in het betalen van het schoolgeld, niet meer op de school mogen worden toegelaten en moeten worden afgeschreven, in strijd is met artikel 11, 4e lid der wet op den leerplicht, omdat die kinderen dan komen onder het bepaalde bij art. 20 dier wet, het absoluut verzuim. Men kan van hen niets meer vernemen, dan na verloop van pl.ro. een jaar, als die absolute verzuimen aan de orde komen. Zulke kinderen genieten dan geen onderwijs, wat in strijd is met de wet en niet bevorderlijk aan hunne ontwikkeling. De commissie heeft deze hare meening, per missive van 28 October 1901, aan heeren arrondissements-schoolopzieners mede gedeeld. Ten slotte vermeent de commissie als hare overtuiging te kunnen uitspreken, dat zij door hare tusschenkomst menigmaal een heilzamen invloed heeft uitgeoefend, daar zij voorbeelden heeft dat leerlingen, die vroeger zeer dikwijls verzuimden, thans

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1901 | | pagina 494