VERSLAG der werkzaamheden van de Commissie
lot wering van schoolverzuim in de 5e afdeeling
der gemeente ’s-Gravenhage, over hel jaar 1901.
De Commissie tot wering van schoolverzuim in de 5e afdeeling
hield in het afgeloopen jaar 12 gewone vergaderingen. Er werden
behandeld 36 gevallen van schoolverzuim.
Van den aanvang af werd naar ieder geval door een der
leden van de Commissie een onderzoek ingesteld, zoowel in het
betrokken gezin, als bij het Hoofd der school, waar de verzuimen
hadden plaats gegrepen. De Commissie heeft de overtuiging
verkregen, dat de uitkomst dier bezoeken, zoowel in het belang
van het verkrijgen van een juist beeld van de oorzaken der
verzuimen, als met het oog op het doen gelden van eenigen
invloed ten goede op de ouders, bevredigend heeten mag.
Wat de oorzaken der verzuimen aangaat, bleken deze in 7
gevallen armoede, in 1 geval ziekte van het kind, in 3 gevallen
gewettigd verzuim (waarvan 2 maal een schipperskind, dat de
gemeente tijdelijk verlaten had) te zijn, terwijl de overige 25
gevallen werkelijk als ongeoorloofd schenen te moeten worden
beschouwd; van deze laatste gevallen was één kind bij het
verschijnen voor de Commissie niet meer leerplichtig.
De verzuimen wegens armoede werden deels veroorzaakt door
gebrek aan kleeding of schoeisel, deels doordat het verzuimend
kind, wanneer beide ouders om het dagelijksch brood te winnen
van huis waren, op jongere kinderen moest toezicht houdenin
dat geval bleek meer dan eens, dat de inkomsten der ouders
te beperkt waren, om een uitgaaf te doen, ten einde de jongere
kinderen uit te besteden. Een enkele maal werd een verzuimend
kind gebezigd voor het verrichten van arbeidten einde de ge
ringe inkomsten van het gezin te vermeerderen.
De Commissie betreurt het, dat zij in deze gevallen niet anders
kon doen, dan constateeren, dat naar haar meening de redenen
van het schoolverzuim „verschoonbaar” moesten worden geacht.