1
iN
i
Bijlage 25
NOTA betreffende hel Koninklijk Instituut van
Ingenieurs.
i
Het Koninklijk instituut nam weder belangrijk toe in ledental.
Telde het volgens het verslag over 1900 op 14 Februari 1901,
3 eere-, 1 correspondeerend, 881 gewone- en 384 buitengewone
leden, te zamen 1269 leden, op 14 Februari 1902 waren deze
getallen: 3 eere, 1 correspondeerend, 970gewone-en 417 buiten
gewone leden, te zamen 1391 leden. Daarvan behooren er 148
tot de afdeeling Nederlandsch-Indië. De vergaderingen van het
Instituut, zoowel als die van de Vakafdeelingen voor Werktuig
en Scheepsbouw, voor Electrotechniek en voor Spoorwegbouw en
voor Spoorwegexploitatie werden geregeld gehouden en waren
zeer druk bezocht.
De Conrad-premie over het vijfjarig tijdperk 18951900,
voor de beste verhandeling in de werken van het Instituut ver
schenen, werd uitgereikt aan het lid A. P. Melchior te Batavia,
voor zijn verhandeling: „Toepassing van de formule van Lanter-
burg voor de bepaling van den grootsten afvoer van de rivieren
op Java”, verschenen in het tijdschrift der Afdeeling Neder-
landsch-Indië, 1895-1896.
Op het algemeen Ingenieurs-Congres te Glasgow in September
1901 werd het Instituut vertegenwoordigd door de Heeren J.
II. Beucker Andreae en R. A. van Sandick.
Het tijdschrift „de Ingenieur”, door het Instituut uitgegeven,
verheugt zich in een steeds toenemenden steun van de leden en
van het technische publiek van binnen- en buitenland.
De Bibliotheek ondervond veel belangstelling; door den steun
van de Vakafdeelingen voor Werktuig- en Scheepsbouw en van
die voor Spoorwegbouw en Spoorwegexploitatie werden in het bij
zonder de rubrieken werktuigbouw, scheepsbouw en spoorwegen
verrijkt door den aankoop van belangrijke werken.