41 VERSLAG DEB KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. I leiding van het wetsontwerp tot wijziging der Hinderwet en van een adres daaromtrent door het bestuur der Vereeniging «Leidens Belang# aan de Tweede Kamer gericht. Zich aansluitende bij de bezwaren, in het bedoelde adres geopperd, achtte de Kamer het in het algemeen niet wensche- lijk aan de gemeentebesturen de bevoegdheid te geven een bepaald bedrijf slechts in door de gemeente zelf opgerichte in richtingen te laten uitoefenen, in het bijzonder ook wat betreft het slagersvak. De Hinderwet, zooals zij toen nog gold, gaf aan de ge meentebesturen het recht een bepaalde plaats of gedeelte der gemeente aan te wijzen voor het oprichten, hebben of gebrui ken van een der in art. 2 sub IIXVIII genoemde inrichtin gen met verbod om elders in de gemeente het bedrijf of de bedrijven uit te oefenen, waartoe de oprichting of het gebruik van die inrichting vereischt wordt. De Kamer achtte door deze bevoegdheidopgevat conform het arrest van den Hoogen Raad der Nederlanden dd. 11 Fe bruari 1901, de gemeentebesturen voldoende in staat te waken voor de belangen der openbare orde', veiligheid en gezondheid. Alle schade en hinder toch zou voorkomen kunnen worden door inrichtingen als slagerijen en dergelijken in een bepaald gedeelte der gemeente samen te brengen en het toezicht zou daar evengoed uitgeoefend kunnen worden als in een gemeente lijke inrichting. Voor het betrokken bedrijf daarentegen was het wel van groot belang niet gedwongen te worden tot het gebruiken vau gemeentelijke inrichtingendaar hieruit voor belanghebbenden grootere kosten voortvloeien. Om al deze redenen verzocht de Kamer het in den aanvang genoemde ontwerp niet aan te nemen. VI. Tot den Gemeenteraad van ’s Gravenhage met liet vol gende adres betreffende de telefoon De Kamer van Koophandel en Fabrieken te 's-Gravenhage heeft de eer, naar aanleiding van het bij üwen Raad door Burgemeester en Wethouders ingediende voorstel tot verleening eener nieuwe concessie aan de Nederlandsche Bell-Telefoon- maatsehappij, het volgende onder uwe aandacht te brengen. In de eerste plaats zijn wij bij het onderzoek der desbe treffende voordracht getroffen door het feit, dat in de toelichting de vraag van Gemeentelijke exploitatie slechts oppervlakkig wordt aangeroerd. Burgemeester en Wethouders verklaren zich tegen het exploiteeren van de Telefoon door de Gemeente op drie gronden en doen de vermelding daarvan voorafgaan door de algemeene opmerking, dat hetgeen te Amsterdam en te Rotterdam heeft plaats gehad, nadat de Telefoon aldaar in eigen beheer overging, niet aanspoort dat voorbeeld na te volgen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1901 | | pagina 642