I 158 Het Letterkundig Genootschap „Oefening kweekt kennis" telt, blijkens het ons toegezonden verslag over het jaar 19011902, 205 leden. De rekening sloot meteenvoor- deelig saldo van f 40.91. De rij der leesbeurten werd den 4 November 1901 geopend met een studie van Prof. G. W. Kernkamp uit Amsterdam. Achtereenvolgens traden nog voor de leden van het Genootschap met belangwekkende voor drachten, enz. op: de tooneelvereeniging A. D. O., de heeren Justus van Maurik uit Amsterdam, Dr. H. IJ. Groenewegen uit Rotterdam, Pol de Mont uit Antwerpen, A. N. J. Fabius en Mej. J. A. Cambier van Nooten uit Amsterdam, de heeren Prof. W. van der Vlugt uit Leiden, Ds. H. Pierson uit Zetten, Dr. Joh. Dyserinck alhier en Dr. B. van Rijswijk uit Dordrecht. Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen werd bijge woond door H. M. de Koningin, Z. K. H. Prins Hendrik, de Koningin-Moeder en de Hertog en de Hertogin van Mecklenburg. Het programma bestond o. a. uit voor drachten voor koor en orkest, historische tableaux en oude dansen. Ter herdenking van den sterfdag van Koning Stad houder Willem III werd op 17 Maart eene lezing ge houden door Prof. Kramer, in het gebouw van „Pulchri Studio’-, welke bijeenkomst werd bijgewoond door Z. K. H. den Prins der Nederlanden, eere-voorzitter van de Vereeniging. Op de laatste bijeenkomst in het „Toussainthuis”, sprak de heer L. J. Boogmans over de glasramen der Groote- of St. Jacobskerk. Door de leden werden uitstapjes gedaan naarAmers foort, ter gelegenheid der vergadering van den Oud heidkundigen Bond; Voorburg, tot een bezoek aan Huygens’ Hofwyck en aan de Ned. Herv. en Roomsch- Kath. kerken, terwijl daarna te Voorschoten de Kon. Ned. Zilverfabriek van de firma Van Kempen werd bezichtigd: het kasteel De Haar bij Haarzuilens. Volgens mededeeling van het bestuur van „De Lees- inrichting’’ is er omtrent den toestand der Vereeniging weinig nieuws te vermelden. Het vrij drukke bezoek in de lokalen, de duizenden boeken, welke thuis uit

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 174