12 19 b. Filters. Ten einde het zuiver houden van het ongefiltreerde water te bevorderen bij de overpomping van den watervang naar de filters, werden de tot nu toe voor dat doel gebruikte gesloten riolen veranderd in open goten. De uitkomsten De verwachting in het vorige jaarverslag uitgedrukt, dat in de toekomst de geheele watervang voortdurend in werking zou kunnen gehouden worden, werd niet verwezenlijkt ten gevolge van de buitengewone hooge standen van het grond- (duin)water. Voor eene gemakkelijke uitvoering der werken, was het noodig dat al de Spranken behalve de in uitvoering zijnde sprank F werden afgesloten, en dat van de Hoofdader het achterste (het dichtst bij Wassenaar gelegen) gedeelte bijna voortdurend buiten werking werd gehouden. Eene volle werking van den geheelen watervang werd, evenals in het jaar 1900, gedurende de zomermaanden beproefd, doch de standen stegen, evenals in het genoemde jaar, zoo hoog dat de diepte, waarop de draineerleidingen moeten liggen, niet met eene enkele bemaling kon bereikt worden, zoodat ter vermijding van de meerdere kosten van eene dubbele bemaling, besloten werd om door de vermelde afsluitingen te trachten de vereischte diepte van 5.50 M'. -4- DP te bereiken, hetgeen gelukte. Eene dubbele bemaling zal echter in de toekomst niet kunnen achterwege blijven om te voorkomen dat de pomp- werktuigen telkens onder water geraken. De schommelingen van de maandelijksche gemiddelden der waterstanden sedert Januari 1880 zijn graphisch voor gesteld op bijlage 4, waarbij valt op te merken, dat in het tijdperk van 1880 tot einde 1889 de geheele watervang in volle werking bleef en dat zooals in het vorige jaarverslag vermeld na dit tijdstip voortdurende afsluitingen der onderdeelen noodig zijn geweest om de uitvoering der werken te vergemakkelijken. De bacteriologische en scheikundige onderzoekingen had den zooals blijkt uit het hierachter bijgevoegd verslag van de deskundigen op geregelden tijden plaats; daaruit blijkt dat het geleverde water van voortreffelijke hoedanig heid was. Tevens werd geconstateerd dat in de diepere lagen het Duinwater minder Chloor-(zout) houdend was dan in de hoogere lagen. VERSLAG DER DUINWATERLEIDING. i) In het begin van 1903 werd de diepboring op 35 M'. DP. voortgezet tot 48 Mi. DP. en eveneens een chloorgehalte gevonden dat lager was dan dat van gewoon Duinwater.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarverslagen gemeente Den Haag | 1902 | | pagina 233